e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melkafromer schuimspaan: šymspǭn (Meijel) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkboer melkboer: mɛləkbu:r (Meijel), roomkar: rumka.r (Meijel) melkboer [RND] III-3-1
melkgebit veulenstand: vø̄lǝstānt (Meijel) Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9
melkgebit van kalveren kalvertanden: kalvǝrtānt (Meijel) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zog: zox (Meijel) [N 19, 20] I-12
melkglas melkglas: mɛlǝk˲glas (Meijel) Ondoorzichtig, melkwit gekleurd glas. [N 67, 89i] II-9
melkkannetje roomschenkertje: romsjinkerke (Meijel) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkar boterkar: botǝrkār (Meijel), roomkar: romkār (Meijel) Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13
melkkoe melkkoe: mɛlku (Meijel) Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11
melkkuil melkkuiltje: mɛlkkylkǝ (Meijel) Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b] I-11