20434 |
begrafenismaal |
begrafeniskoffie:
begraffeniskoffie (L265p Meijel),
koffietafel:
koffietoffel (L265p Meijel),
koͅfitoͅfəl (L265p Meijel),
kòffietòffel (L265p Meijel)
|
begrafenismaal || Benaming voor de maaltijd/het drankje dat nà de begrafenis werd gebruikt [VC 30 (1964)] || het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
bəgraavə (L265p Meijel)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepe (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
begrieppe (L265p Meijel),
bəgrĭĕppə (L265p Meijel),
beseffen:
beseffe (L265p Meijel)
|
begrijpen, met het verstand (be)vattten || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begriep (L265p Meijel),
begrip (L265p Meijel),
bəgrĭĕp (L265p Meijel),
belul:
belul (L265p Meijel),
benul:
bənul (L265p Meijel),
besef:
besef (L265p Meijel),
bezei:
bezèj (L265p Meijel),
inzicht:
inzigd (L265p Meijel)
|
een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || verstand (besef)
III-1-4
|
30760 |
behang afdoen |
afsteken:
afstē̜kǝ (L265p Meijel),
afstomen:
afstūǝmǝ (L265p Meijel),
natmaken:
nātmākǝ (L265p Meijel)
|
Oud behang verwijderen. [N 67, 93a; N 67, 93b; N 67, 93c]
II-9
|
30763 |
behangborstel |
aanstrijkborstel:
anstrik˱bōrstǝl (L265p Meijel)
|
De borstel waarmee men het opgeplakte behang plat en effen strijkt. In Q 197 en Q 197a werd voor dit werk een oude doek gebruikt. [N 67, 94c]
II-9
|
30757 |
behangen |
behangen:
bǝhaŋǝ (L265p Meijel)
|
Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.]
II-9
|
30756 |
behanger |
behanger:
bǝhaŋǝr (L265p Meijel)
|
Vakman die alle werkzaamheden verricht die voor het behangen van muren noodzakelijk zijn. Vroeger vervaardigde hij ook gordijnen. Zie ook het lemma 'Behangen'. [N 67, 98c; monogr.]
II-9
|
30767 |
behangjute |
jute:
jytǝ (L265p Meijel)
|
Weefsel, vervaardigd van grove vlas-, hennep- of jutevezels, dat men voor een slechte wand tegen een latwerk spant. [N 67, 96b]
II-9
|
30768 |
behangjute spannen |
opspannen:
opspanǝ (L265p Meijel)
|
De stof spannen tegen een latwerk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Behangjute'. [N 67, 96c]
II-9
|