e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeilijk vooruitkomen struikelen: straekele (Meijel) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: moetə (Meijel) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)] III-1-4
moeras moer: mūr (Meijel), moeras: mūras (Meijel), peel: piǝl (Meijel), ven: vɛn (Meijel) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerasspirea moerasspirea: WLD alg. ben.  Moerasspiraea (Meijel) Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)] III-4-3
moerechte korf of kast moerechte korf: murɛxtǝ kø̜̄rǝf (Meijel) Een korf of kast bijen die weer een al of niet bevruchte moer heeft. [N 63, 60b] II-6
moerkooitje moerkluis: mūrklø̄š (Meijel) Het huisje waarin de imker jonge, onbevruchte koninginnen in voorraad heeft. Het model varieert. De informant van L 246 zegt dat het vroeger van vlierenhout werd gemaakt. [N 63, 100a; Ge 37, 164; monogr.] II-6
moerloos moerloos: mūrlōs (Meijel) Staat van een bijenvolk waarbij er geen koningin is. De imker zal er alles aan doen om deze moerloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen. [N 63, 60a; Ge 37, 46] II-6
moesdistel artisjok: oude spellingsysteem  artisjok (Meijel) De artisjokachtige distelsoort waarvan de bladstelen als groente gegeten worden, de wilde artisjok (kardoen, kardons). [N 82 (1981)] III-4-3
moestuinx hof: hoͅf (Meijel), particulier  dən hòf (Meijel), land: ət lànt (Meijel), veld: ət vèlt (Meijel) [N 05A (1964)]Hoe noemt u: het stuk grond waarop groenten worden gekweekt (hof, moeshof, potagehof, lochting) [N 71 (1975)] I-7
moezen goed gaar koken: goe gaar of tot moes koke  goe gaar (Meijel), snot: tot snot (Meijel), tot moes koken: tot moes kookə (Meijel) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3