18632 |
muts met pompon |
muts:
muts (L265p Meijel)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
muts (L265p Meijel),
møts (L265p Meijel),
pats:
pats (L265p Meijel),
patsj (L265p Meijel)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenberm:
sjansenbärm (L265p Meijel),
schansenhoop:
sjansenhoeip (L265p Meijel),
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft.
sjansenhoe:p (L265p Meijel)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|
29388 |
mutsenmaakster |
mutsenmaakster:
møtsǝmakstǝr (L265p Meijel)
|
Vrouw die vroeger vrouwenmutsen maakte. [N 61, 1a]
II-7
|
29389 |
mutsenplooister |
mutsenplooister:
møtsǝplǫjstǝr (L265p Meijel)
|
Vrouw die vroeger vrouwenmutsen waste en weer opmaakte. [N 61, 1b]
II-7
|
29399 |
mutslinten |
linten:
lentǝ (L265p Meijel)
|
Witte of gekleurde sierlinten aan vrouwenmutsen. [N 61, 8]
II-7
|
30091 |
muur |
muur:
mȳr (L265p Meijel)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
24506 |
muurbloem |
muurbloem:
muurbloem (L265p Meijel)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende tweejarige planten: cheirantus cheiri (muurbloem) [N 73 (1975)]
III-4-3
|
20111 |
muurbloem (cheirantus cheiri) |
muurbloem:
muurbloem (L265p Meijel)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende tweejarige planten: cheirantus cheiri (muurbloem) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
30264 |
muurblokken |
klossen:
kløs (L265p Meijel
[(enkelvoud: klos)]
)
|
Vierkante houten blokjes die men in de muur metselt, om er later de dagstukken van de deur op vast te maken. Volgens de invuller uit L 210 werden muurblokken in het noorden van Nederlands Limburg niet toegepast. [N 32, 11c; N 55, 19b; monogr.]
II-9
|