23725 |
nabidden |
nabeden:
naobeeje (L265p Meijel),
nabidden:
nōͅbedə (L265p Meijel)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21816 |
nabootsen |
nabootsen:
nabootse (L265p Meijel),
nadoen:
iemes nao doe (L265p Meijel),
naodōē (L265p Meijel),
napraten:
naopraotə (L265p Meijel)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27460 |
nabreken |
nabreken:
nǭbrē̜kǝ (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Gesteente uit het dak en eventueel uit de wanden wegnemen om op deze wijze toegedrukte galerijen en steengangen weer te verruimen. [N 95, 903; N 95, 390; N 95, 384; monogr.; Vwo 216; Vwo 537]
II-5
|
21843 |
nachtbraken |
bonjouren (<fr.):
bəzjōērə (L265p Meijel),
doorhouden:
dörhaawə (L265p Meijel),
nachtbraken:
nachtbraken (L265p Meijel),
zwabberen:
zwabbere (L265p Meijel)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27264 |
nachtdienst |
nachtschicht:
naxšix (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
)
|
De dienst van 10 uur ''s avonds tot ''s anderendaags 6 uur in de morgen (Vanwonterghem pag.160, Defoin pag. 211). Volgens de informant van Q 15 kende de nachtdienst een vierkante penning. Het woordtype "televisieschicht" duidt volgens dezelfde invuller op het feit dat, wanneer deze dienst begon, het t.v.-programma was afgelopen. Ze begon twee uur later dan de normale nachtdienst en werd vooral gevuld met roofwerkzaamheden. Zie verder ook de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 118; monogr.; Vwo 539; Vwo 540]
II-5
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
naxtəgāl (L265p Meijel)
|
nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18608 |
nachtjapon |
nachtjak:
(kort jakje)
naachtjak (L265p Meijel),
nachtkleed:
naachtklè (L265p Meijel),
nachtpon:
naachpón (L265p Meijel),
naachtpŏn (L265p Meijel),
naagpon (L265p Meijel)
|
nachtjapon || nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
nachtdingen:
naachtdinge (L265p Meijel),
nachtkleren:
naachklieër (L265p Meijel),
naagkliehr (L265p Meijel)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)] || nachtkleding, nachtkleren in het algemeen
III-1-3
|
23772 |
nachtmis |
nachtmis:
naxmes (L265p Meijel),
twaalfurige mis:
twéélfurige mis (L265p Meijel)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansŏp (L265p Meijel),
nachtboks:
naagbôks (L265p Meijel)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|