33930 |
neusriem |
neusriem:
nø̄srīm (L265p Meijel)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
ring:
reŋ (L265p Meijel),
reŋk (L265p Meijel)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
17698 |
nier |
nier:
nier (L265p Meijel)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
op het water hebben:
(de koe heeft het) op ǝt watǝr (L265p Meijel)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nirǝ (L265p Meijel),
niertjes:
nirkǝs (L265p Meijel)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
18094 |
niersteen |
niersteen:
nierstiejn (L265p Meijel),
nierstiën (L265p Meijel),
nierstîen (L265p Meijel)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26704 |
niet afgegraven hoogveen |
peel:
pīǝl (L265p Meijel)
|
Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b]
II-4
|
34149 |
niet bevrucht |
gust:
gøst (L265p Meijel)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
de prat inzitten:
oude spellingsysteem
di zit de prat in (L265p Meijel),
geen groei (hebben):
eigen spellingsysteem
genne grui (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
schraal wassen:
Nijmeegs (WBD) sjraol (bijw.)
sjraol wassə (L265p Meijel),
slecht wassen:
Nijmeegs (WBD)
slèècht wassə (L265p Meijel)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25391 |
niet goed gebroeid |
te hard geschroeid:
tǝ hart gǝšrø̜jtj (L265p Meijel),
verschroeid:
vǝršrø̜jtj (L265p Meijel)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|