24219 |
oeverzwaluw |
zandzwalm:
zantzwaləm (L265p Meijel),
broedt in zandafgravingen
zantzwalm (L265p Meijel)
|
oeverzwaluw || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (L265p Meijel),
offering:
offerong (L265p Meijel)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L265p Meijel),
oͅfərbloͅk (L265p Meijel),
offerbus:
offerbus (L265p Meijel)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
offergang (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] || De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
geld voor te offeren:
gɛlt vør te oͅfərə (L265p Meijel),
offergeld:
offergeld (L265p Meijel)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22138 |
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben |
vergunning:
vergunning (L265p Meijel),
vərgøneŋ (L265p Meijel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
26313 |
ogen insplitsen of bevestigen |
(een) splis maken:
sples mākǝ (L265p Meijel)
|
Ogen aan de luireep bevestigen d.m.v. splitsen of anderszins. [N O, 26e; N O, 25f add.]
II-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
even:
èffe gedeult (L265p Meijel),
hortje:
hórtje (L265p Meijel),
hórtjə (L265p Meijel),
ogenblikje:
uəgənblikskə (L265p Meijel),
poosje:
poosje (L265p Meijel)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblik, korte tijd || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
koor:
koer (L265p Meijel),
oksaal:
oͅksāl (L265p Meijel),
zoldertje:
zøldərkə (L265p Meijel)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
ŏksel (L265p Meijel)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|