e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oeverzwaluw zandzwalm: zantzwaləm (Meijel), broedt in zandafgravingen  zantzwalm (Meijel) oeverzwaluw || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
offerande offerande (<fr.): offerande (Meijel), offering: offerong (Meijel) De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offerblok offerblok: offerblok (Meijel), oͅfərbloͅk (Meijel), offerbus: offerbus (Meijel) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergang offergang: offergang (Meijel, ... ) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] || De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offergeld geld voor te offeren: gɛlt vør te oͅfərə (Meijel), offergeld: offergeld (Meijel) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben vergunning: vergunning (Meijel), vərgøneŋ (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)] III-3-2
ogen insplitsen of bevestigen (een) splis maken: sples mākǝ (Meijel) Ogen aan de luireep bevestigen d.m.v. splitsen of anderszins. [N O, 26e; N O, 25f add.] II-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes even: èffe gedeult (Meijel), hortje: hórtje (Meijel), hórtjə (Meijel), ogenblikje: uəgənblikskə (Meijel), poosje: poosje (Meijel) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblik, korte tijd || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
oksaal koor: koer (Meijel), oksaal: oͅksāl (Meijel), zoldertje: zøldərkə (Meijel) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksel oksel: ŏksel (Meijel) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1