e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oude duif oude duif: aawdoef (Meijel), oude, een ~: āwə (Meijel, ... ), overjarige: aoverjeurige (Meijel), aoverjourige (Meijel) een duif die ouder dan één jaar is? [N 93 (1983)] || een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
oude grassoorten bevertjes: bēvǝrkǝs (Meijel), hazebrood: hāzǝbruǝt (Meijel), smelen: smēlǝ (Meijel), wollegras: wollegras (Meijel) De hieronder vermelde woorden werden opgegeven op de vraag naar verschillende oude grassoorten. Na de lexikale eenvoud van het vorige lemma ''gras'', leverde deze vraag een grote oogst aan plantennamen op. Het is echter lang niet altijd duidelijk welke botanische grassoort nu precies bedoeld wordt; eenzelfde plantenvolksnaam kan immers in de ene streek een andere botanische familie of afdeling aanduiden dan in de andere streek. Naast de oude grassoorten blijken óók en vooral wilde grassoorten te zijn opgegeven die juist niet voor de weidebouw van belang zijn, maar waarmee de landbouwer en veeteler te maken heeft om ze van zijn cultuurgrond weg te houden, onkruid derhalve. Zie ook de lemma''s ''zuring'' en ''distel'' en de benamingen voor het onkruid in de akker in de aflevering over de Akkerbouw (WLD.I.1.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. Het lemma bevat enkelvouden en meervouden.' [N 14, 82; monogr.] I-3
oude man grootvader: (= opa).  graotvajer (Meijel), oud mannetje: aaw mènneke (Meijel), aaw mènnəkə (Meijel), oud menneke (Meijel), ouder iemand: cf. WNT s.v. "iemand - iemens (gew.) ieman, iemen"(ook: iemes bij de vb.)  awer iməs (Meijel) iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oude man || oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2
oude mens ouder iemand: awər iməs (Meijel, ... ) oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)] III-3-1
oude raat broedraat: brutrǭt (Meijel) Reeds bebroede raat. Doordat celbodem en celhoeken niet schoongemaakt worden, wordt het volume van de gebruikte raat kleiner. In een oude, veel bebroede raat worden kleinere bijen geboren dan in een nieuwe raat. Dit betekent minder honing. De kleur van de aanvankelijk witte en lichtgele raat is door herhaaldelijk broeden van bruin tot zwart geworden. Deze verkleuring wordt vooral in de hand gewerkt door de uitwerpselen der larven. [N 63, 13e] II-6
oude stok oude stok: āw stok (Meijel) Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b] II-6
oude versleten hoed flaphoed: flaphoed (Meijel), sjappiehoed: [sic]; ->[Vgl. WBD III, 1.3: versleten hoed, sjappiehoed]  sjappiehoed (Meijel) hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)] III-1-3
oude vrouw besje: (boven 80 jaar).  bésje (Meijel), oud wijf: oud wief (Meijel), oud wijfje: aaw wie:fke (Meijel), aaw wīēfkə (Meijel) oude vrouw || oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] III-2-2
oudejaarsavond oudjaar: aawjò.r (Meijel), awtjōͅr (Meijel), oudjaarsavond: aawjaorsaovund (Meijel), aldjaorsaovend (Meijel), awjaorsaovend (Meijel), awjaorsaovent (Meijel) De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] || Oudjaarsavond: oudejaarsavond. III-3-2
oudejaarsdag heilige silvester: h silvester (Meijel), oudjaar: awtjaor (Meijel), awtjōͅr (Meijel), oudjoar (Meijel), sint-silvester: st silvester (Meijel) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)] III-3-2