e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pas kunnen vliegen pas rondgaan: ət g(tm) pas ront (Meijel) Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
pas uit het ei gekomen kipje kuikje: kykskǝ (Meijel) [N 19, 40b] I-12
pasband pasbandje: pāsbɛ̄ntjǝ (Meijel) Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW] II-7
pasbrug vondel: vondǝl (Meijel) Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21] II-3
pasen pasen: paose (Meijel), poͅsə (Meijel) Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
pasfoto pasfoto: pasfoto (Meijel, ... ) de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)] III-3-1
pasgeboren kalf muk: møk (Meijel), mø̜k (Meijel), mukje: mø̜kskǝ (Meijel) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pashamer vonderhamer: vǫndǝrhamǝr (Meijel) De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235] II-3
pasklaar pasklaar: pāsklǭr (Meijel) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
paskoord gimp: gem (Meijel) Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8] II-7