28944 |
pasmodel |
maatboks:
mǭtboks (L265p Meijel),
maathemd:
mǭthęmt (L265p Meijel),
maatkleed:
mǭtklę (L265p Meijel)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel),
paspoort (<fr.):
paspoort (L265p Meijel),
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus met een "d"op het eind!).
paspoord (L265p Meijel)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28897 |
paspop |
paspop:
pāspop (L265p Meijel)
|
Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33]
II-7
|
30933 |
pasrozet |
sierrozet:
sīrrozɛt (L265p Meijel)
|
Ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars zodat deze passend gemaakt wordt. Volgens de informant van L 293 wordt deze pasrozet ter versterking gebruikt. [N 60, 34b]
II-10
|
18500 |
pasrozet [wld ii.10, p. 28] |
sierrozet (<fr.):
sīrrozɛt (L265p Meijel)
|
Een ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars om deze passend te maken? (roset)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
28844 |
passement |
galon:
galon (L265p Meijel),
tres:
trɛs (L265p Meijel)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
goed passen:
goe paaste (L265p Meijel),
gŏĕ pāāsə (L265p Meijel),
paast goe (L265p Meijel),
passen:
pāsǝ (L265p Meijel),
perfect passen:
past perfect (L265p Meijel)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
II-7, III-1-3
|
23784 |
passiezondag |
palmzondag*:
palmzondig (L265p Meijel),
passiezondag:
pasizondex (L265p Meijel)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28898 |
passpiegel |
spiegel:
spīgǝl (L265p Meijel)
|
Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34]
II-7
|
20749 |
pasteitje |
pasteitje:
Syst. WBD
pesteike (L265p Meijel)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|