e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasmodel maatboks: mǭtboks (Meijel), maathemd: mǭthęmt (Meijel), maatkleed: mǭtklę (Meijel) Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5] II-7
paspoort pas: pas (Meijel, ... ), paspoort (<fr.): paspoort (Meijel), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus met een "d"op het eind!).  paspoord (Meijel) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
paspop paspop: pāspop (Meijel) Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7
pasrozet sierrozet: sīrrozɛt (Meijel) Ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars zodat deze passend gemaakt wordt. Volgens de informant van L 293 wordt deze pasrozet ter versterking gebruikt. [N 60, 34b] II-10
pasrozet [wld ii.10, p. 28] sierrozet (<fr.): sīrrozɛt (Meijel) Een ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars om deze passend te maken? (roset)? [N 60 (1973)] III-1-3
passement galon: galon (Meijel), tres: trɛs (Meijel) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen goed passen: goe paaste (Meijel), gŏĕ pāāsə (Meijel), paast goe (Meijel), passen: pāsǝ (Meijel), perfect passen: past perfect (Meijel) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] II-7, III-1-3
passiezondag palmzondag*: palmzondig (Meijel), passiezondag: pasizondex (Meijel) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
passpiegel spiegel: spīgǝl (Meijel) Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34] II-7
pasteitje pasteitje: Syst. WBD  pesteike (Meijel) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3