e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastoor pastoor (<lat.): pastoer (Meijel), pəsto.r (Meijel), pəstuər (Meijel) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk proef: pruf (Meijel) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pastorie pastorie: pastorie (Meijel), pastərēͅj (Meijel) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
paswiggen spieën/spijen: spe̜jǝ (Meijel) Stukken hout waarmee het pasblok vastgezet kan worden. Zie ook afb. 85. [N O, 23i; N O, 23h] II-3
patates frites friet: Syst. WBD  friet (Meijel), Syst. WBD Vroeger kende men dit niet  friet (Meijel), frietjes: frietjes (Meijel) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): pətēn (Meijel) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): pa.tər (Meijel), paoter (Meijel), pātər (Meijel) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND] III-3-3
pater van de heilige geest witte paters: witte paoters (Meijel) De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch aartsvader: ārtsvādər (Meijel), patriarch: patriarch (Meijel) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: pətrēš (Meijel), In heel Limburg komen veldhoen en aptrijs voor.  petreesj (Meijel) patrijs || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1