e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patroon, dessin patroon: patruǝn (Meijel) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): patroejn (Meijel), patroonheilige: pətruənheͅjlegə (Meijel) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
patroontekenen patroontekenen: pǝtruǝntiǝkǝnǝ (Meijel) Het zelf tekenen op papier van een knippatroon met de juiste maten en verhoudingen. [N 59, 48b] II-7
paus paus: pous (Meijel), poͅws (Meijel) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] III-3-3
pausdot pausdotje: pǫws˱dǫtjǝ (Meijel) Een tot een propje gebonden lapje van poreuze stof, gevuld met fijn houtskool of krijtwit, dat gebruikt wordt bij het doorstuiven van paustekeningen. [N 67, 86e] II-9
pauselijke zegen apostolische zegen: apostolise zeige (Meijel), pauselijke zegen: poͅwsələkə zēͅgə (Meijel) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
pausen doorpausen: dørpǫwzǝ (Meijel) Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a] II-9
pausnaald priknaald: preknǫlt (Meijel) Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c] II-9
pauze tijdens het werk pijpeschoft: pīpǝšoft (Meijel) Pauze tijdens het turfsteken. Onder het genot van een pijp zitten de boeren bij elkaar na eerst de meegebrachte boterhammen of spekkoek verorberd te hebben. [I, 21] II-4
pauzeren tukken: tukken (Meijel), uitrusten: utruste (Meijel) heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)] III-1-4