id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22132 | persoon die zorgt voor verdwaalde duiven | opgever: opgēͅvər (Meijel) | Hoe heet de persoon die zorgt voor verdwaalde duiven? [N 93 (1983)] III-3-2 |
19229 | persoon met een lastig karakter | lastige, een -: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend laastige (Meijel) | een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)] III-1-4 |
28900 | persplank, strijkplank | persplank: pɛrsplaŋk (Meijel) | Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 √† 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.] II-7 |
28899 | perstafel, strijktafel | strijktafel: striktǫfǝl (Meijel) | De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.] II-7 |
27099 | persturf | persturf: pɛrstø̜rǝf (Meijel) | Turf uit verschillende soorten veen of alleen uit zwartveen samengeperst. [II, 113] II-4 |
28918 | perswant | mouwkussentje: mǭwkøskǝ (Meijel) | Perskussen in de vorm van een want; de bovenkant is opgevuld, de onderkant plat. Het is een handig kussen bij naden die met een groot perskussen niet bereikbaar zijn. [N 59, 26b] II-7 |
24856 | perzikkruid | reuts: eigen spellinsysteem lastig onkruid / goed zangvogel voeder / zaad net boekweit in het klein rits (Meijel), WLD algemeen onkruid op vochtige akkers WNT verwijst naar RETSE rets (Meijel) | Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)] III-4-3 |
19139 | pesterij | plaag: plaoch (Meijel), plaog (Meijel) | het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18627 | pet met opstaand bovenstuk | boerenpetje: boerepetje (Meijel), zijden petje: zeije petje (Meijel) | pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18281 | pet: algemeen | muts: muts (Meijel, ... ), pet: (later dan muts) pet (Meijel) | pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3 |