e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pink pink: pink (Meijel, ... ) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] III-1-1
pinksterbloem waterbloempje: watǝrblymkǝ (Meijel) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] I-5
pinksteren pinksteren: peŋstərə (Meijel), pinkstere (Meijel) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pinnen pinnen: penǝ (Meijel) Het leer door middel van houten pennen machinaal of met de hand bevestigen. [N 60, 148a] II-10
pinrasp pennenrasp: pɛnǝrasp (Meijel) De rasp die men gebruikt om de uiteinden van de pennen aan de binnenkant van de schoen weg te raspen. Zie afb. 66. [N 60, 118d] II-10
pissebed keldermot: oude spelling  kelder mot (Meijel), pissebed: oude spelling  píssebed (Meijel), WBD  pissəbet (Meijel), zeug: cassettebandje  zog (Meijel, ... ) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] III-4-2
pit van een steenvrucht pit: oude spellingsysteem  pit (Meijel), pruimensteen: eigen spellingsysteem pruimesteen  proemestiën (Meijel), steen: eigen spellingsysteem  stiën (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD)  stîen (Meijel) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] I-7
pit, kern van fruit pit: pet (Meijel) [RND 10] I-7
pitband, bamboeband bamboe: bambu (Meijel), wikkelband: wekǝlbant (Meijel) Stuk band van pitriet of bamboe dat men als hechtmateriaal bij het vlechten gebruikt. Dit materiaal is van jongere datum dan de gespleten braamtwijgen en doorgaans minder bewerkelijk. De braamstengel daarentegen is doorgaans een goedkope, sterke en duurzame grondstof. [N 40, 121] II-6
plaatleest plaatleest: plātlę̄st (Meijel) De houten leest die aan de onderzijde met een ijzeren plaat is beslagen. "De voor blokwerk gebruikte leesten zijn met ijzer beslagen, daar hier in tegenstelling met het schootwerk uitsluitend met spijkers gewerkt wordt, die nu op de ijzeren plaat afstooten. In deze beschermingsplaat zijn drie gaten, een midden onder de zool, een onder de hak en een in het geleng. Deze dienen om met groote spelnagels de binnenzool voorlopig vast te slaan op de leest." (Directie, pag. 303). [N 60, 189a] II-10