29010 |
plooi |
plooi:
plǫj (L265p Meijel)
|
Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.]
II-7
|
26241 |
plooien |
plooien leggen:
plǫjǝ lęgǝ (L265p Meijel)
|
[N 62, 12b; N 62, 12a; L A2, 379; MW; monogr.]
II-7
|
29412 |
plooien maken |
plooien:
plǫjǝ (L265p Meijel)
|
Plooien in de stof maken. [N 61, 23a]
II-7
|
29413 |
plooien van de voorstrook |
koperen plooien:
køpǝrǝ plǫjǝ (L265p Meijel),
rietjesplooien:
ritjǝsplǫjǝ (L265p Meijel)
|
Sierplooitjes in de voorkant van de muts. Vroeger gebruikte men hiervoor in het veld gesneden rietjes. Later werden die rietjes koperen staafjes. [N 61, 24a]
II-7
|
29418 |
plooiraam |
mutseraam:
møtsǝrām (L265p Meijel)
|
Het houten of ijzeren raampje of plankje voor het maken van plooien, waarover twee linten waren gespannen waarachter men beurtelings een staafje legde. Zie afb. 87. [N 61, 28a]
II-7
|
29419 |
plooiraamlinten |
linten:
lentǝ (L265p Meijel),
snoerenlinten:
snȳrǝlentǝ (L265p Meijel)
|
De linten in het plooiraam. [N 61, 28b]
II-7
|
29420 |
plooiraamstaafjes |
rietjes:
ritjǝs (L265p Meijel)
|
De staafjes van allerlei materiaal (riet, buntgras, hout, ijzer, koper) en van verschillende diktes die onder en boven de tule of de kant kwamen. De informante van L 266 vermeldt dat naast buntgras ook halve spaken van een fietswiel hiervoor werden gebruikt. De informante van L 265 zegt dat men in Meijel voor de kleine muts rietjes (van riet) bezigde en koperen staafjes of ø̄rietjesø̄ voor de lange muts. [N 61, 28c]
II-7
|
18424 |
plooirok |
plissrok (<fr.):
[Zie tekening van de informant]
plissee(rok) (L265p Meijel),
plooirok:
[Zie tekening van de informant]
plŏjrok (L265p Meijel)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
29417 |
plooitang |
plooitjestang:
plǫjkǝstāŋ (L265p Meijel)
|
Een kleine, dunne tang (met schuifje) om plooitjes te maken. Zie afb. 86. [N 61, 26a]
II-7
|
28789 |
pluche |
pluche:
pluche (L265p Meijel)
|
Zware, fluweelachtige, oorspronkelijk wollen, thans meestal katoenen of kunstzijden stof met lange pool (Van Dale, pag. 2200). [N 62, 98; N 62, 78; N 62, 90; N 59, 201; monogr.]
II-7
|