e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poffen op de pof kopen: op de pŏf koe:pe (Meijel), poffen: pofǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] || Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860] II-5, III-3-1
poffertje poffer: Syst. WBD  poffers (Meijel) Poffertje [N 16 (1962)] III-2-3
pofmouw pofmouw: pofmǭw (Meijel), pŏfmouw (Meijel), Lang, kort, driekwart... [Zie afbeelding van informant]  pofmouw (Meijel) Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
pokdalig pokken: pokken (Meijel) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] III-1-2
poken poken: poëke (Meijel), rakelen: raokələ (Meijel), rokele (Meijel) Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] III-2-1
pokken pokken: pokə (Meijel), pookke (Meijel) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)] III-3-2
polijstijzer polijstijzer: polęjstežǝr (Meijel) Een lang gebogen ijzer met twee handvatten waarmee men de zool met was glimmend poetst. Zie afb. 61. [N 60, 136] II-10
politieagent politie (<lat.): plĭĕsĭĕ (Meijel), schut: Opm. v.d. invuller: vroegere benaming was op de dorjan.  sjut (Meijel), veldwachter: Opm. v.d. invuller: vroegere benaming was op de dorjan.  veldwagter (Meijel) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] III-3-1
polsmof polsmofje: pŏls mufkes (Meijel), pólsmufke (Meijel) polsmof, een kort, gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand || polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlšemǝl (Meijel), gevlekt: gǝvlękt (Meijel) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9