21078 |
poffen |
op de pof kopen:
op de pŏf koe:pe (L265p Meijel),
poffen:
pofǝ (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] || Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860]
II-5, III-3-1
|
20762 |
poffertje |
poffer:
Syst. WBD
poffers (L265p Meijel)
|
Poffertje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
pofmǭw (L265p Meijel),
pŏfmouw (L265p Meijel),
Lang, kort, driekwart... [Zie afbeelding van informant]
pofmouw (L265p Meijel)
|
Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|
18052 |
pokdalig |
pokken:
pokken (L265p Meijel)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
poken:
poëke (L265p Meijel),
rakelen:
raokələ (L265p Meijel),
rokele (L265p Meijel)
|
Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22048 |
pokken |
pokken:
pokə (L265p Meijel),
pookke (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31074 |
polijstijzer |
polijstijzer:
polęjstežǝr (L265p Meijel)
|
Een lang gebogen ijzer met twee handvatten waarmee men de zool met was glimmend poetst. Zie afb. 61. [N 60, 136]
II-10
|
21437 |
politieagent |
politie (<lat.):
plĭĕsĭĕ (L265p Meijel),
schut:
Opm. v.d. invuller: vroegere benaming was op de dorjan.
sjut (L265p Meijel),
veldwachter:
Opm. v.d. invuller: vroegere benaming was op de dorjan.
veldwagter (L265p Meijel)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18292 |
polsmof |
polsmofje:
pŏls mufkes (L265p Meijel),
pólsmufke (L265p Meijel)
|
polsmof, een kort, gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand || polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlšemǝl (L265p Meijel),
gevlekt:
gǝvlękt (L265p Meijel)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|