e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
punthamertje tegelhamertje: tēgǝlhɛmǝrkǝ (Meijel) Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c] II-9
puntkwast besnijkwastje: bǝsnęjkwasjǝ (Meijel), zinkwitkwast: zeŋkwetkwast (Meijel) Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c] II-9
pupil puntje: puntje (Meijel), pupil: pupil (Meijel) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
purper, paarsrood purper: purper (Meijel) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
put hol: hōl (Meijel) Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a] II-9
put van een wijk put: pøt (Meijel) Bij het graven van een wijk wordt deze verdeeld in putten. De lengte van zo''n put kan vari√´ren van 20 tot 80 m, terwijl de breedte 4,5 of 6 m kan zijn. [II, 23] II-4
putemmer emmer: eͅmər (Meijel) [N 12 (1961)] I-7
putgalg putmik: putmik (Meijel, ... ) [N 12 (1961)] I-7
putgeld potgeld: pøtgɛlt (Meijel) Een soort spaarregeling. Op het einde van het stookseizoen krijgt de arbeider putgeld. Dit is met St. Petrus en Paulus op 29 juni. Als men door het seizoen heen bijvoorbeeld honderd stok per week steekt, betaalt men slechts tachtig uit. Het restant wordt opgespaard tot het einde van het seizoen. Van eventueel stukgemaakt gereedschap worden de kosten van reparatie of vervanging van het gespaarde geld afgetrokken. [II, 12] II-4
puthaak putgard: pøtgēͅrt (Meijel) [N 12 (1961)] I-7