e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelkar hosselkar: hosǝlkār (Meijel), kloterkar: klōtǝrkār (Meijel), schoggelkar: šogǝlkār (Meijel) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rampvlucht rampvlucht: rampvløxt (Meijel) een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)] III-3-2
ramskop ramskop: rāmskop (Meijel) De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d] I-1
rand rand: rant (Meijel, ... ) De bovenste rand van de mand, meestal gevlochten uit de uiteinden van de rechtopstaande wissen. [N 40, 66] || De reep leer die men vastnaait aan de binnenzool en schacht en waaraan men later de zool bevestigt. Zie afb. 39. [N 60, 88a] II-10, II-12
rand [wld ii.10, p. 40] rand: rant (Meijel) Een reep leer die, na eerst geschift te zijn, vastgenaaid wordt aan de binnenzool en schacht en waaraan later de zool wordt bevestigd? (rand, rabat?) Zie tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
rand van een hoed rand: rand (Meijel) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
randmes kantmesje: kantmęskǝ (Meijel), randmesje: rantmęskǝ (Meijel) Het mes voor het afsnijden of afsteken van de randen of kanten. [N 60, 174b; N 60, 174c; N 60, 174a] II-10
rank rank: eigen spellingsysteem  rank (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD)  rank (Meijel), reng (mv.): oude spellingsysteem bonen - druiven  rent (Meijel), tak: eigen spellingsysteem  tak (Meijel) Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
rank paard rank paard: raŋk pęrt (Meijel) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ransuil ransuil: ransy(3)̄l (Meijel) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1