18827 |
bezorgd |
ongerust:
ongerēūst (L265p Meijel),
ongerust (L265p Meijel),
zorgen hebben:
zeurig hebbe (L265p Meijel),
zèùrəch hébbə (L265p Meijel)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)] || ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25654 |
bezorgen |
rondvaren:
rontvārǝ (L265p Meijel)
|
Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr]
II-1
|
19298 |
bezwaarlijk |
bezwaarlijk:
bəzworlək (L265p Meijel)
|
zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18009 |
bezwijming |
flauwte:
flauwte (L265p Meijel),
zwijm:
zwiem (L265p Meijel)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
bibberen v/d kou (L265p Meijel),
rijderen:
riere (L265p Meijel)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23668 |
biddag |
biddag:
betdax (L265p Meijel),
gehouden met vastelavond
biddag (L265p Meijel)
|
Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23808 |
biddag voor het gewas |
bidstonde:
bidstonde (L265p Meijel)
|
De Biddag voor het Gewas. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23200 |
bidden |
aanlenen:
ɛnliǝnǝ (L265p Meijel),
beden:
beeje (L265p Meijel),
bidden:
bedə (L265p Meijel)
|
Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Het in dezelfde richting met de kop vooruithangen, voordat de bijen aanstalten maken aan te vliegen. [N 63, 35]
II-6, III-3-3
|
23702 |
bidden uit dankbaarheid |
danken:
daŋkə (L265p Meijel)
|
Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23703 |
bidden uit dankbaarheid: dankgebed |
dankgebed:
dank gebeeje (L265p Meijel)
|
Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|