28435 |
reisraam |
reisraam:
ręjsrām (L265p Meijel)
|
Een in een houten rand gevat stuk metaalgaas. Dit reisraam vervangt de dekplank bij het verplaatsen van bijenvolken en dient als ventilatiemogelijkheid. Dekplanken en daken van de kasten worden dan apart vervoerd. Staan de kasten op de reisplaats, dan wordt het reisraam of gaasvenster weggenomen en de dekplank komt weer op zijn plaats. [N 63, 10f]
II-6
|
21196 |
reizen |
reizen:
reizen (L265p Meijel),
réjzə (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
ręjzǝ (L265p Meijel)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)] || het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] || Vervoeren en verplaatsen van bijenvolken naar vruchtbare drachtgebieden zoals heide en koolzaadakkers. Wanneer men geen of geen goed drachtvelden in de buurt heeft, zal men de bijenvolken verhuizen naar de goede drachtvelden met kar, bijenwagen, vrachtwagen, hondskar of kruiwagen. Zowel korf- als kastimker reizen de bloemen achterna om de nodige honing te kunnen verzamelen. Het reisvaardig maken van de korven vereist minder werk dan dat van de meeste kasten. Maar het reizen moet met zorg gebeuren, bij voorkeur ''s nachts en met het vlieggat gesloten. [N 63, 103a; N 63, 103b; Ge 37, 167; monogr.]
II-6, III-3-1
|
19388 |
rek |
rek:
ręk (L265p Meijel),
schap:
sjaapə (L265p Meijel),
sjeap (L265p Meijel)
|
De mate waarin het leer meegeeft bij het rekken. [N 60, 96c] || Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)]
II-10, III-2-1
|
21740 |
rekruut |
rekruut:
rekruut (L265p Meijel),
rəkrŭŭt (L265p Meijel)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30995 |
rektang |
rektang:
rɛktāŋ (L265p Meijel),
zwiktang:
zwektāŋ (L265p Meijel)
|
De tang waarmee men overhaalt. Ook gebruikte men deze tang om het leer, meteen na het weken, flink uit te rekken om er de meeste rek uit te halen. Zie afb. 38. [N 60, 83b; N 60, 96a]
II-10
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
relekwieen (L265p Meijel),
reləkwi (L265p Meijel)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
reliekschrijn:
relieksjrijn (L265p Meijel),
relikwiekastje:
reləkwikɛ̄sjə (L265p Meijel)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21358 |
rente |
interest:
inträest (L265p Meijel)
|
Rente [intrest?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
rentenīēr (L265p Meijel),
rèntənīērə (L265p Meijel)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
oplappen:
oplappe (L265p Meijel),
óplappə (L265p Meijel),
repareren:
repereere (L265p Meijel),
schoenmaken:
šūnmākǝ (L265p Meijel)
|
Herstellen of repareren van schoenen. [N 60, 231b; N 60, 231c] || repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
II-10, III-4-4
|