21270 |
bieden |
bieden:
bījə (L265p Meijel)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (L265p Meijel)
|
bier [RND]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierpap:
Syst. WBD
bierpap (L265p Meijel)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
biersoep:
Syst. WBD
biersoep (L265p Meijel)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24522 |
bies |
bies:
bis (L265p Meijel)
|
Een reep leer in het algemeen. [N 60, 18a]
II-10
|
18438 |
bies [wld ii.10, p. 25] |
bies:
bis (L265p Meijel)
|
Een reep leer in het algemeen? (bies) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
33251 |
bietenkopper |
krotenkopper:
krǫtǝkǫpǝr (L265p Meijel)
|
Schoffelvormig stuk gereedschap gebruikt om loof van bieten af te steken, soms als deze nog in de grond staan, soms ook als ze al gerooid zijn. In de volgende plaatsen wordt opgemerkt dat voor dit afsteken de schup of de spade wordt gebruikt: L 163, 163a, 164, 165, 215, 266, 324, 329, 371a, 383, 416, 429a, Q 14, 94b, 101, 111 en 198b. Als er sprake is van een kapmes is de opgave in het lemma Bietenkapmes ondergebracht. [N 18, 54; monogr.; add. uit N 12, 47]
I-5
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
groen:
grȳn (L265p Meijel),
krotenloof:
krǫtǝlof (L265p Meijel)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
krotenmolen:
krǫtǝmø̄lǝ (L265p Meijel)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
afdunnen:
afdønǝ (L265p Meijel),
afplukken:
afpløkǝ (L265p Meijel)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|