e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
simplexkast simplexkast: semplɛkskāst (Meijel  [(dubbelwandig)]  ) Een van de vele soorten bijenkasten. De Simplexkast is uitgerust met het zogenaamde Simplexraam, dat een breedte/lengte heeft van 356 mm en een hoogte van 216 mm. Ze kan enkel- of dubbelwandig zijn (De Roever, pag. 189). Het Simplexraam behoort tot de liggende groep van ramen. Ondanks de vele tekortkomingen, zoals een te klein vlieggat, te dun hout en een te klein dak, heeft de Simplexkast een enorme vlucht genomen meer door haar goedkoopte dan door kwaliteit. Aan de Engelse Simplexkast kleven die tekortkomingen minder. In Nederland heeft men nog een Verbeterde Simplex op de markt gebracht waarin de ergste gebreken van de Simplexkast zijn vermeden. [N 63, 9] II-6
sinaasappel appelesien: vóór de 2e wereldoorlog  appelesien (Meijel), sinaasappel: sinasappel (Meijel) sinaasappel [DC 48 (1973)] III-2-3
singel buiksingel: bȳkseŋǝl (Meijel) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
singel voor de paardedeken singel: seŋǝl (Meijel) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sinningia gloxinia: gloxinia (Meijel) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: sinningia (gloxinia) [N 73 (1975)] III-2-1
sint-antoniusbrood sint-anteunisbrood: st antönis broejd (Meijel) Het Antoniusbrood, als aalmoes geschonken voor de armen. [N 96C (1989)] III-3-3
sint-crispinus en sint-crispinianus sint-crispinianus: sent krespiniānǝs (Meijel), sint-crispinus: sent krespinǝs (Meijel) De patroonheiligen van de schoenmakers. Canter zegt op pag. 29: "In de derde eeuw, in de tijd dat in het laat Romeinse Rijk het Christendom gepredikt werd en "het bloed der martelaren het zaad der kerk" werd, trokken twee aanzienlijke Romeinse jonge mannen, twee broers genaamd Crispinus en Crispinianus, naar het Noorden om getuigenis af te leggen van hun geloof en de zegen van het Christendom, die zij zelf dankbaar ontvingen, aan anderen mede te delen. Om in hun onderhoud te voorzien oefenden zijn het schoenmakersvak uit, en deden dat goed. Zij vestigden zich in Soissons in Noord-Frankrijk; overdag bewerkte Crispinianus het leer, Crispinus maakte er schoenen van (het omgekeerde leest men ook); tegelijk predikten zij hun nieuwe geloof aan de velen, die naar hun bezielend woord kwamen luisteren. s Nachts maakten ze gratis schoenen voor de armen en z√≥ groot was de ijver van Crispinus hiervoor, dat hij zelfs leer stal om meer schoenen ten kunnen wegschenken. Nu nog noemt men een weldaad ten koste van anderen een "crispinade". Maar toen de Romeinse keizer Maxentius van hen hoorde, gaf hij zijn hoofdman Rictius Varus bevel de beide broeders te laten arresteren. Iedere poging hen het Christendom te doen afzweren mislukte en met een molensteen om de hals gebonden gooide men hen in het water. Door een wonder verdronken ze niet; de wrede Romeinen kookten hen eerst in een ketel lood, daarna in gloeiende olie, maar een engel haalde hen er uit. Toen eindelijk op 7 November 287 werden ze onthoofd even buiten Soissons in de vallei, die nu nog hun naam draagt. Men beeldt hen dan ook af met als attributen: een schoen, een boek, een molensteen en schoenmakerswerktuigen. [N 60, 229] II-10
sint-hubertusbrood sint-hubertusbrood: sent hybɛrtəsbruət (Meijel), st hubertusbroejd (Meijel) Het brood dat op St. Hubertusdag gezegend en uitgereikt werd als afweer tegen hondsdolheid [Sint Hubertusbroeëd]. [N 96C (1989)] III-3-3
sint-janstros sint-anskruid: #NAME?  st janskroejt (Meijel) De Sint-Janstak of -krans, een notetak, versierd met groen en bloemen die boven de voordeur wordt gehangen. [N 96C (1989)] III-3-3
sint-jozefaltaar sint-jozefaltaar: sintjōzəfaltār (Meijel), sint-jozefsaltaar: sint-jozefsaltaor (Meijel) Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3