e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluitklep klep: klɛp (Meijel), presenteerblad: presenteerblā (Meijel) deze klep (klep, presenteer blad) [N 59 (1973)] || klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitpin sluitpin: sløtjpēn (Meijel) De sluitpin in het midden van het achterste schot. Door deze pin omboog te trekken kan men het slijk ergens op de heide laten neerschieten. [I, 95f] II-4
sluitpin onder aan een poortvleugel pin: p‚ēn (Meijel), schoude: šǫi̯ (Meijel) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitspeld sluitspeld: slutj spèl (Meijel), toespeld: toespeld (Meijel), toespèèl (Meijel), tŏĕspèèl (Meijel), veiligheidsspeld: veiligheidsspéld (Meijel) sluitspeld || sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
sluitspier van de aars remspoor: remspoor (Meijel), sluitspier: sluitspier (Meijel) spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)] III-1-1
sluitstang boven aan een poortvleugel schoude: šǫi̯ (Meijel) Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b] I-6
sluitsteen sluitsteen: sløtjstiǝn (Meijel) De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.] II-9
slurpen slurpen: sleurpe (Meijel), sleurpen (Meijel), slurpə (Meijel), slurpen  slurpə (Meijel) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3
sluwe persoon fijne, een -: finje (Meijel), klootzak: kloetszak (Meijel) een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] III-1-4
smaak smaak: smaak (Meijel, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1