20490 |
smakken |
smakken:
onbeschoft
smakken (L265p Meijel),
smekken:
smekkə (L265p Meijel),
smekken
smèkka (L265p Meijel)
|
smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19358 |
smalen |
schamperen:
sjampərə (L265p Meijel),
smalen:
smalen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
smaolə (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
smalend (volt.deelw.):
smalend (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
met geringschatting spreken, zich vernederend uitlaten [smalen, kabatsen] [N 85 (1981)] || op minachtende of geringschattende wijze spotten [schamper, amper, scherp, grimachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
22425 |
smalle afgesloten ruimte voor het boogschieten |
doel:
doel (L265p Meijel),
dul (L265p Meijel),
gangpad:
gangpad (L265p Meijel)
|
De smalle ruimte met schotten voor het boogschieten [doel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22172 |
smalle bovenhelft van de slagpen |
top:
toͅp (L265p Meijel)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): smalle bovenhelft (5) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33973 |
smalle buikriem |
buiksingel:
bȳkseŋǝl (L265p Meijel)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
21136 |
smeer |
smeer:
sméér (L265p Meijel),
vet:
vet (L265p Meijel)
|
het smeermiddel dat hoofdzakelijk uit vet bestaat en dat bedoeld is om voertuigen beter te laten lopen [smeer, ruut] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26800 |
smeerklot |
smeerklot:
smē̜rklot (L265p Meijel)
|
Soort turf, zwart en vet als boter. [I, 64c]
II-4
|
18978 |
smeerpoes |
sloeber:
slŏĕbbər (L265p Meijel),
smeerpoes:
smérpoes (L265p Meijel),
smerig wijf:
smerrig wief (L265p Meijel),
vetkees:
vetkéés (L265p Meijel)
|
iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26027 |
smeerstijlen |
keersteunen:
kiǝrstø̄nǝ (L265p Meijel)
|
De twee verticale balken aan weerskanten van de hals van de molenas, tussen de windpeluw en de wolf. [N O, 28f; A 42A, 86]
II-3
|
24701 |
smeerwortel |
smeerwortel:
eigen spellinsysteem
sméérwoortel (L265p Meijel),
vetwortel:
eigen spellinsysteem
vetwoortel (L265p Meijel)
|
Smeerwortel (symphytum officinale 30 tot 120 cm grote, forse plant, ruwharig; de stengels zijn sterk vertakt, iets gevleugeld; de bladeren zijn langwerpig, met dikke nerven; de bloemen zijn hangend, de bloemkroon is buisvormig met omgebogen slippen, van [N 92 (1982)]
III-4-3
|