19073 |
smeken |
bidden:
bidde (L265p Meijel),
smeken:
smeken (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30469 |
smetlijn |
smetkoordje:
smɛtkørtjǝ (L265p Meijel)
|
Een met een kleurstof ingesmeerd touw waarmee rechte lijnen kunnen worden afgetekend. Het strak gespannen touw wordt daartoe in het midden opgetild en vervolgens plotseling weer losgelaten. Zie ook het lemma 'Smetlijn' in de paragraaf over de leidekker, pag. 161 [N 67, 83b; monogr.; div.]
II-9
|
29227 |
smetten |
smetten:
smɛtǝ (L265p Meijel)
|
Met een smetlijn een rechte lijn aftekenen. [N 67, 83a]
II-9
|
19421 |
smeulen |
smeulen:
smeule (L265p Meijel),
smeulə (L265p Meijel),
zulten:
zultə (L265p Meijel)
|
Zacht, langzaam branden zonder vlammen (smeulen, gloeien, veunzen, vrenzen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
smokkele (L265p Meijel),
smókkələ (L265p Meijel)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28187 |
smoordeur |
smoordeur:
smōrdør (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Luchtdeur die voorzien is van een schuif of opening waardoor de hoeveelheid door te stromen lucht geregeld kan worden. [N 95, 216]
II-5
|
20493 |
smullen |
smikkelen:
smikkələ (L265p Meijel),
smullen:
smulle (L265p Meijel),
smullen
smullə (L265p Meijel)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29118 |
snaar |
snaar:
snǭr (L265p Meijel)
|
Elk der beide rolronde, zeer smalle koorden of banden of riemen die dienen om de beweging van het drijfwiel over te brengen op vleugel en klos. Volgens de informant van L 291 loopt de snaar dubbel over het vliegwiel en een grote of kleine schijf aan de vleugel. Hierdoor loopt de vleugel langzamer rond de klos, zodat het garen opgewonden wordt. [N 34, B2; N 34, B3]
II-7
|
21552 |
snauwen |
snauwen:
snauwen (L265p Meijel),
snāāwe (L265p Meijel),
snòòwə (L265p Meijel)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
grauwen:
graawe (L265p Meijel),
snauwen:
snaawe (L265p Meijel),
snauwen (L265p Meijel),
snāāwe (L265p Meijel),
snòòwə (L265p Meijel)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] || grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|