24429 |
spiering |
spiering:
cassettebandje
spiering (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
spierke trekke (L265p Meijel),
spirkə treͅkə (L265p Meijel),
topje trekken:
tuupke trékke (L265p Meijel)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Topje trekken: strootje of spiertje trekken.
III-3-2
|
29816 |
spiesteen, boogsteen |
welfsteen:
wø̜lǝfstiǝn (L265p Meijel)
|
Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.]
II-8
|
18202 |
spijkerbroek |
spijkerboks:
spéjkərbóks (L265p Meijel)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18203 |
spijkerjas |
spijkerjasje:
spéjkərjèskə (L265p Meijel)
|
Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
spijkerpak:
spéjkərpak (L265p Meijel)
|
Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
30126 |
spijkerribben |
spijkerribben:
spęjkǝrrebǝ (L265p Meijel)
|
Houten balken die over de gewelven van een kelder worden aangebracht. Op de spijkerribben worden de vloerplanken van de benedenverdieping gespijkerd. [N 32, 21a; monogr.]
II-9
|
30860 |
spijkertrekker |
tacksenwipper:
tɛksǝwepǝr (L265p Meijel)
|
Het speciale, ijzeren werktuigje om spijkers uit te trekken. Zie afb. 10. [N 60, 184c]
II-10
|
27022 |
spijlen aan de achterwand van de veenkruiwagen |
spillen:
spelǝ (L265p Meijel)
|
[II, 70e]
II-4
|
34592 |
spil van de berries |
spil:
spel (L265p Meijel)
|
IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c]
I-13
|