e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenborst binnenborst: benǝnbōrst (Meijel) De binnenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1e] II-3
binnendeksel van een duivenmand binnendeksel: benədeͅksəl (Meijel), klep: klɛp (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2
binnennaaiels schupels: šøpɛls (Meijel) De licht gebogen els die vooral voor het binnennaaien wordt gebruikt. De woordtypen schupels, schupjesels en lepelzuil wijzen op een els met een lepelvormig uiteinde. Zie afb. 41. [N 60, 177a; N 60, 177b] II-10
binnennaaien binnennaaien: benǝnɛ̄jǝ (Meijel) Het aan binnenzool en overleer vastnaaien van de rand. Zie afb. 40. [N 60, 80b] II-10
binnennaaigroef groef: gruf (Meijel) De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking komt en dus effen en glad moet blijven, door te naaien. Om de loopzool zo aan de schoen te naaien, dat er van de naad op het loopvlak niets te zien is, verzinkt men deze. Men snijdt daartoe een groef in het loopvlak, waarin de steken gelegd worden. [N 60, 106a] II-10
binnennaaigroef [wld ii.10, p. 41] groef: gruf (Meijel) De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking kwam en dus effen en glad moest blijven, door te naaien (groef?) Zie tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
binnenneus binnenneus: benǝnø̄s (Meijel) Het stijve stuk leer, in de vorm van een schoenneus, dat ter versterking in de neus aangebracht wordt. Zie afb. 37. [N 60, 81a; N 60, 81b] II-10
binnenneus [wld ii.10, p. 39] binnenneus: benənø̄s (Meijel) Een stijf stuk leer in de vorm van een schoenneus, aangebracht in de neus van een schoen ter versterking? (binnenneus?) [N 60 (1973)] III-1-3
binnenplaats binnenplaats: binneplats (Meijel), binnenplaatsje: binnəplètskə (Meijel) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnenroede binnenroede: benǝruj (Meijel) De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c] II-3