e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stam uit een haag stam: eigen spellingsysteem  stam (Meijel), stam van een heg: eigen spellingsysteem  stam v e heg (Meijel) Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)] III-4-3
stam van de boom stam: eigen spellingsysteem  stam (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD)  stam (Meijel), oude spellingsysteem  stam (Meijel) Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] III-4-3
stam van de knotwilg stam: eigen spellingsysteem  stam (Meijel, ... ), oude spellingsysteem  (stam) (Meijel) De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)] III-4-3
stamboekkoe stamboekkoe: stambuk[koe] (Meijel) Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.] I-11
stampbeton stampbeton: stamp˱[beton] (Meijel) Betonsoort die wordt verkregen door de aardvochtige betonspecie met houten of stalen stampers zo lang te bewerken totdat het water erin aan de oppervlakte komt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(beton)' het lemma 'Beton'76521. [N 30, 47b; monogr.] II-9
stamper stamper: stampǝr (Meijel), stɛmpǝr (Meijel) Blok hout met houten steel, gebruikt bij het stampen van de baggerbrij. [l, 104e] || Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-4, II-9
stamppot potage: petazzie (Meijel), Syst. WBD  petazzie (Meijel, ... ), Syst. WBD petazzie = stamppot  petazzie (Meijel), stamppot: Syst. WBD  stampot (Meijel), stamppot (Meijel) puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)] III-2-3
stand stand: stant (Meijel) Het met zool en hak recht op de grond staan, gezegd van schoeisel. [N 60, 225a] II-10
stand voor het midden rouwstand: rouwstand (Meijel  [(bijvoorbeeld als er een dode in de familie was)]  ) De stand waarbij de rechtstaande roede net vōōr het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan rechts van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 4. Invullers uit K 357, l 330 en P 51 kenden voor deze stand geen specifieke naam. In de drie plaatsen was de betekenis echter: ø̄sterfgeval in de familieø̄. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand vōōr het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8d; N O, 8c; N O, 8f] II-3
standbeeld standbeeld: stambi.lt (Meijel) standbeeld [RND] III-3-2