25212 |
stille regen |
motsneeuw:
mot sniw (L265p Meijel),
natte sneeuw:
nattə snöw (L265p Meijel),
schone regen:
sjonne rèègən (L265p Meijel),
stille regen:
stille raegen (L265p Meijel)
|
stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hǫu̯ (L265p Meijel),
ju(j):
jȳ (L265p Meijel)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
ruiken:
ruiken (L265p Meijel),
stinken:
stinken (L265p Meijel),
stinkt (L265p Meijel),
stinkə (L265p Meijel)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
stinkende gouwe:
WLD alg. ben.
Stinkende gouwe (L265p Meijel)
|
Stinkende gouwe (chelidonium majus 30 tot 90 cm grote, behaarde plant. De bladeren zijn diep ingesneden, soms bijna samengesteld, met grof gekartelde blaadjes, de onderkant is blauwgroen; de bloemen groeien in schermen, met 4 gele kroonbladeren en 2 spo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
31693 |
stobbe |
poest:
pust (L265p Meijel
[(meervoud: pȳst)]
)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
bidstoelen:
bidsjteul (L265p Meijel),
koorstoelen:
kuŋrstūl (L265p Meijel)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21226 |
stoep |
stoep:
stoep (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel),
stoepje:
stuupke (L265p Meijel),
trottoir:
nu
trottoir (L265p Meijel)
|
een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] || een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] || stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
18775 |
stof |
pof:
pof (L265p Meijel),
stof:
stǫf (L265p Meijel)
|
Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] || stof [DC 23 (1953)]
II-7, III-2-1
|
19430 |
stof afnemen |
pof afnemen:
póf afneemə (L265p Meijel),
pof vegen:
póf véégə (L265p Meijel),
poffen:
poffe (L265p Meijel)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
blik:
blek (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|