id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23574 | blaasbalg van het orgel | blaasbalg: blōͅsbalək (Meijel), windbuidel: windbuul (Meijel) | De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3 |
28115 | blaasleiding | blaasbuis: blǭsbø̄š (Meijel [(Emma / Maurits)] [Maurits]) | De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.] II-5 |
28113 | blaasmachine | blaasmachine: blǭsmǝšin (Meijel [(Emma / Maurits)] [Maurits]) | Machine waarmee het opvulmateriaal, vaak wasserijstenen, onder druk in een op te vullen ruimte kan worden geblazen. [N 95, 557; monogr.] II-5 |
28112 | blaasmachinist | blaasmachinist: blǭsmašinest (Meijel [(Emma / Maurits)] [Maurits]) | Arbeider die de blaasmachine bedient. [N 95, 137; monogr.] II-5 |
18096 | blaasontsteking | blaasontsteking: blaosontstèking (Meijel), blaosontstékking (Meijel), blaosóntstééking (Meijel) | Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)] III-1-2 |
28102 | blaaspijler | blaaspijler: blǭspęjlǝr (Meijel [(Emma / Maurits)] [Maurits]) | Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.] II-5 |
32876 | blad -mes- van de zeis | [zeis]: [zeis] (Meijel), blad: bla (Meijel) | Onder het blad (of mes) van de zeis wordt het gehele metalen gedeelte van het gereedschap verstaan, dat door middel van de zeisring aan de steel wordt bevestigd; zie de toelichtingen bij de voorgaande lemma''s. Zie afbeelding 5. Er zijn zeisbladen in verschillende formaten; voor de grasoogst wordt een smal blad gebruikt; de lengte kan variëren van wel 90 cm. voor het grotere werk op het hooiland tot een ongeveer 50 cm. voor het kleinere werk rondom de boerderij. Het staal van het blad moet van goede kwaliteit zijn, maar niet te hard; dan zou het blad gemakkelijk breken. Het zachte blad kan echter niet rechtstreeks geslepen worden; er moet eerst een harde baan langs de snede in worden gedreven: het haarpad (afbeelding 5, nummer 6); deze handeling, het haren, zal hieronder ter sprake komen. Tijdens het maaien wordt de snede (afbeelding 5, nummer 4) scherp gehouden met de strekel en/of de wetsteen. De buitenzijde van het blad heeft een min of meer opstaande rand, de rug (afbeelding 5, nummer 5), die het mes stevigheid verschaft en tevens dient om het afgemaaide gras mee te voeren naar het gezwad. Het scherp uiteinde van het blad is de punt (afbeelding 5, nummer 3), het andere einde loopt breed uit in de hak (afbeelding 5, nummer 2), met daarnaast het uitsteeksel dat het eigenlijke bevestigingspunt aan de steel vormt: de arend (afbeelding 5, nummer 1). Al deze onderdelen komen in de volgende lemma''s ter sprake. In dit lemma vinden we, naast de algemenere benamingen (blad, mes), een opvallend groot aantal zeis- (en ook mej-)benamingen. Het "werkende deel" van het gereedschap, d.w.z. het belangrijkste onderdeel dat het essentiële van de handeling verricht waarvoor het stuk gereedschap is gemaakt, krijgt hier de naam van het gereedschap als geheel. Een dergelijk verschijnsel doet zich ook voor bij andere gereedschappen die uit een steel en een "werkend deel" bestaan, zoals de dorsvlegel, waar de vlegelkop kortweg vlegel wordt genoemd, of bij de zicht waar het blad zicht of pik heet; zie de aflevering over de Akkerbouw. Voor de fonetische documentatie van het woordtype zeis wordt verwezen naar het lemma ''zeis''.' [N 18, 68; JG 1a, 1b] I-3 |
33194 | blad van de aanaardhandploeg | grondijzer: grǫntižǝr (Meijel) | Het werkende deel van de aanaardhandploeg. [N 18, 46a; monogr.] I-5 |
26745 | blad van de heizeis en heizicht | zeis: zeis (Meijel), zicht: zēxt (Meijel) | Het blad van de heizicht is kleiner en vooral korter dan het blad van de heizeis. [I, 26e; N 18, 77a] II-4 |
24734 | blad van de ratelpopulier | lange blader: eigen spellingsysteem laang bleer (Meijel), eigen spellingsysteem = lange bladeren laang bleer (Meijel) | de bladeren van de ratelpopulier (vrouwentongen). [N 82 (1981)] III-4-3 |