20589 |
tabakssap |
rotzooi:
rotzooi
rotzooj (L265p Meijel),
sjiever:
een redenaar die geen gehoor meer vindt een dronkaard die wartaal spreekt
sjiever (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabərnākəl (L265p Meijel)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30901 |
tack |
tack:
(mv)
tɛks (L265p Meijel)
|
Het kleine, puntige, kantige taaie spijkertje met betrekkelijk grote kop, dat onder andere gebruikt wordt om het bovenleer voorlopig op de zool vast te maken, totdat die met pekdraad geregen is. Tacks zijn er in diverse maten. Volgens de informant van K 353 zijn semences heel kleine, scherpe, vierkantige spijkertjes met of zonder kop. Tack is een Engelse benaming. Het meervoud tacks wordt door de schoenmaker wel eens als een enkelvoud ge√Ønterpreteerd. Vandaar dat er meervoudsvormen voorkomen als taksǝ en tksǝ. De tacks van verschillende lengten en ook wel andere spijkertjes zoals steekstiften, rivets en haknagels, worden in een speciale, draaibare tacksenbak bewaard. Deze komt men bij veel schoenmakers tegen. Zie afb. 15. [N 60, 202b; N 60, 202c; N 60, 101; N 60, 201a; N 60, 235; N 60, 235a]
II-10
|
19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (L265p Meijel)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)]
III-2-1
|
23711 |
tafelgebed |
angeliceren:
angelezeeren (L265p Meijel),
bidden voor en na het eten:
bedə vør nōͅ ət ēͅtə (L265p Meijel)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
toffelmes (L265p Meijel)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
poot:
puət (L265p Meijel)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
30611 |
tafelvernis |
tafelvernis:
tafelvernis (L265p Meijel)
|
Vernis voor tafel- en presenteerbladen die bestand is tegen warmte en tegen de inwerking van water, alcohol, etc. [N 67, 21c]
II-9
|
28956 |
taillesuçon |
taillenaadje:
taljǝnø̜tjǝ (L265p Meijel)
|
Puntnaad om de taille te accentueren. Volgens de informant van Q 16 zit deze naad rechts en links onder elke boezem één, onder de armen naast de boezem en in de rug in de taille. [N 59, 94c]
II-7
|
24494 |
tak (alg.) |
spil:
oude spellingsysteem
spil (L265p Meijel),
tak:
tek (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem
tak (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
tak (L265p Meijel),
takje:
eigen spellingsysteem twieg = takje = tekske
takje (L265p Meijel),
tekske (L265p Meijel),
twijg:
eigen spellingsysteem twieg = takje = tekske
twieg (L265p Meijel)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)]
III-4-3
|