e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad van de troffel troffelblad: [troffel]bla (Meijel) Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.] II-9
blad van de zicht zicht: [zicht] (Meijel) Het gebogen ijzeren deel van de zicht dat aan de onderkant van de steel bevestigd is. Met de scherpe, holle kant wordt het koren, graan, enzovoorts gemaaid. Vergelijk de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 met name voor wat betreft de gelijkenis van het blad van de zicht met dat van de zeis, en ook de toelichting bij het lemma ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en de daarbij horende kaart. Zoals bij de zeis vindt men ook hier, bij het "werkende deel" van het gereedschap, de benamingen van het gereedschap als geheel: zicht en pik. Zie afbeelding 5. Voor de fonetische documentatie van het woord [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70c; JG 1a; monogr.] I-4
blad van een lepel lepel: lippel (Meijel), lippəl (Meijel), schep: sjup (Meijel) Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)] III-2-1
blad van het lijnijzer mes: męs (Meijel) [I, 54b] II-4
blad, bladeren van een plant blad: bla (Meijel), blader: blar (Meijel), blār (Meijel) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladerloze boom (boom) zonder blaren: eigen spellingsysteem  bom z(onder) blèr (Meijel), een bom zonderbleer (Meijel), kale boom: Nijmeegs (WBD)  kaalə bom (Meijel), zieke boom: oude spellingsysteem  (ziek) (Meijel) Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)] III-4-3
bladgoud compositiegoud: compositiegoud (Meijel) Tot zeer dunne bladen geperst goud. [N 67, 11a; N 67, 11b; monogr.] II-9
bladhoning acaciahoning: akāsiahoneŋ (Meijel), honingdauw: honeŋdǭw (Meijel) Het zoete, kleverige vocht op takken en bladeren, afkomstig van bepaalde luizen, dat de bijen soms naar hun korven of kasten brengen. Bladhoning is vaak zeer donker van kleur. In drachtpauzes kan bladhoning de bijen soelaas bieden. [N 63, 113; N 63, 112b; monogr.] II-6
bladknop binnenoog: binnənôêch (Meijel), buitenoog: böṭjənôêch (Meijel), kopoog: kòbôêch (Meijel), oog: ōēch (Meijel), ôêch (Meijel), slapend oog: slaopənt ōēch (Meijel), slaopənt ôêch (Meijel) Hoe noemt u: de bladknoppen waaruit de scheuten of loten tevoorschijn komen (oog) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: de verschillende soorten ogen (buitenoog, binnenoog, slapend oog, eindoog) [N 74 (1975)] III-4-3
bladkool, snijkool bladkool: "nieuw soort voedsel  bladkool (Meijel), kop los moes: ko moes los (Meijel) [N Q (1966)]bladkool [N 12A (1965)] I-7