e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuit tuit: ö gerekt uitgesproken.  tø͂ͅtj (Meijel) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tulband britskoek: Syst. WBD  britskōēk (Meijel), cake: Syst. WBD  keek (Meijel), tulband: Syst. WBD  tulband (Meijel) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
tule tule: tyl (Meijel) Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.] II-7
tulp tulp: tulp (Meijel) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende knol- en bolgewassen: tulipa (tulp) [N 73 (1975)] III-2-1
turf brand: brant (Meijel), turf: tørəf (Meijel), tø̜rǝf (Meijel), Opm v.d. invuller: (zÅgd (= zacht).  teurf (Meijel) Met de benaming ''turf'' duidt men doorgaans een brok veen aan van een bepaalde vorm en grootte dat men door steken uit hoogveen of door baggeren uit laagveen verkrijgt. Verschillende bewerkingen worden op dat brok veen toegepast voordat het als brandstof kan dienen. Soms bedoelt men met ''turf'' veengrond of veen in het algemeen. [I, 1; monogr.] || turf? [N 93 (1983)] II-4, III-3-2
turf op zand laten zitten turf op zand laten zitten: tø̜rǝf op zant lǭtǝ zetǝ (Meijel) Wanneer de veenondergrond ten opzichte van het kanaalpeil te laag is, laat men de onderste laag turf op het zand zitten. [II, 51] II-4
turfaak aak: ǭk (Meijel) Grote praam met of zonder roer. [II, 92h] II-4
turfbijl aks: aks (Meijel) Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45] II-4
turfhekken hekken: hękǝ (Meijel  [(mv hękǝs)]  ), peelhekken: pęlhękǝ (Meijel) Aparte hekken die voor, achter en opzij op de kar gezet worden om turf te vervoeren. Aanvulling van de lemmata voorhek op de kar en achterhek op de kar in wld II.4. [N 17, 72a + c] I-13
turfmolm bonksel: boŋksǝl (Meijel), turfmolm: mèstblø´m aard\\ kàktusgrónt (mengel van bloemaarde met zand) kómpòst (als bemesting)  turfmòlləm (Meijel) Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] || Welke benamingen gebruikt u in uw dialect voor de volgende grondsoorten die in gebruik zijn bij de bloemisterij: turfmolm (bolster van hoogveen) [N 73 (1975)] II-4, III-2-1