19512 |
tuit |
tuit:
ö gerekt uitgesproken.
tø͂ͅtj (L265p Meijel)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20746 |
tulband |
britskoek:
Syst. WBD
britskōēk (L265p Meijel),
cake:
Syst. WBD
keek (L265p Meijel),
tulband:
Syst. WBD
tulband (L265p Meijel)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28810 |
tule |
tule:
tyl (L265p Meijel)
|
Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.]
II-7
|
20036 |
tulp |
tulp:
tulp (L265p Meijel)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende knol- en bolgewassen: tulipa (tulp) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
19466 |
turf |
brand:
brant (L265p Meijel),
turf:
tørəf (L265p Meijel),
tø̜rǝf (L265p Meijel),
Opm v.d. invuller: (zÅgd (= zacht).
teurf (L265p Meijel)
|
Met de benaming ''turf'' duidt men doorgaans een brok veen aan van een bepaalde vorm en grootte dat men door steken uit hoogveen of door baggeren uit laagveen verkrijgt. Verschillende bewerkingen worden op dat brok veen toegepast voordat het als brandstof kan dienen. Soms bedoelt men met ''turf'' veengrond of veen in het algemeen. [I, 1; monogr.] || turf? [N 93 (1983)]
II-4, III-3-2
|
26969 |
turf op zand laten zitten |
turf op zand laten zitten:
tø̜rǝf op zant lǭtǝ zetǝ (L265p Meijel)
|
Wanneer de veenondergrond ten opzichte van het kanaalpeil te laag is, laat men de onderste laag turf op het zand zitten. [II, 51]
II-4
|
27075 |
turfaak |
aak:
ǭk (L265p Meijel)
|
Grote praam met of zonder roer. [II, 92h]
II-4
|
26749 |
turfbijl |
aks:
aks (L265p Meijel)
|
Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45]
II-4
|
34604 |
turfhekken |
hekken:
hękǝ (L265p Meijel
[(mv hękǝs)]
),
peelhekken:
pęlhękǝ (L265p Meijel)
|
Aparte hekken die voor, achter en opzij op de kar gezet worden om turf te vervoeren. Aanvulling van de lemmata voorhek op de kar en achterhek op de kar in wld II.4. [N 17, 72a + c]
I-13
|
20116 |
turfmolm |
bonksel:
boŋksǝl (L265p Meijel),
turfmolm:
mèstblø´m aard\\ kàktusgrónt (mengel van bloemaarde met zand) kómpòst (als bemesting)
turfmòlləm (L265p Meijel)
|
Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] || Welke benamingen gebruikt u in uw dialect voor de volgende grondsoorten die in gebruik zijn bij de bloemisterij: turfmolm (bolster van hoogveen) [N 73 (1975)]
II-4, III-2-1
|