27071 |
turfschip |
turfschip:
tø̜rǝfšēp (L265p Meijel)
|
Turfschip in het algemeen. [II, 92a]
II-4
|
26831 |
turfschuurtje |
turfschop:
tø̜rfšop (L265p Meijel),
tø̜rǝfšop (L265p Meijel)
|
Turfschuur of turfschop bestemd voor de berging van turf. Uit de vraag N 5AII, 80b "Hoe noemt u het gebouwtje, afdak of hok voor brand-hout of turf"? zijn in dit lemma die antwoorden verwerkt die speciaal duiden op een turfschop. [monogr.]
II-4
|
26795 |
turfspa |
spa(de):
spāj (L265p Meijel),
turfspa(de):
tø̜rǝfspāj (L265p Meijel)
|
Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.]
II-4
|
26695 |
turfsteken voor eigen gebruik |
voor eigen gerief steken:
vør ęjgǝ gǝrif stē̜kǝ (L265p Meijel)
|
De boer of kleingebruiker steekt jaarlijks een hoeveelheid turf die hij nodig heeft voor de winter. Het steken voor eigen gebruik is de oudste manier van vervenen. [I, 12]
II-4
|
27098 |
turfstrooisel |
turfstrouwsel:
tø̜rǝfstrǫwsǝl (L265p Meijel)
|
Turfmolm, fijngemaakt bonk- of grauwveen. [II, 114a]
II-4
|
27104 |
turfstrooiselfabriek |
turfstrouwselfabriek:
tø̜rǝfstrǫwsǝlfǝbrik (L265p Meijel)
|
Veel grauwveen wordt in de turfstrooiselfabriek tot turfstrooisel verwerkt. [II, 114b]
II-4
|
26723 |
turfveld |
turfveldje:
tø̜rǝfvɛltjǝ (L265p Meijel),
veldje:
vɛltjǝ (L265p Meijel)
|
Klein perceel waar de boeren turfsteken. De grootte ervan hangt af van de dikte van de turflagen. In L 265 is zo''n perceeltje tien meter lang en vier meter breed. [I, 117]
II-4
|
28811 |
turks leer |
turks leer:
tørks lē̜r (L265p Meijel)
|
Turks leer is volgens Van Dale (pag. 3008) ø̄marokijnø̄ dat een fijne soort van korrelig leer (oorspronkelijk geiteleer uit Marokko) is. In vraag N 62, 95 werd gevraagd of men de naam ø̄Turks leerø̄ kende en welke stof ermee werd bedoeld. Uit de antwoorden blijkt dat men er een zwarte matblinkende stof met grijze strepen mee bedoelde (Q 78) of een zeer vast geweven soort katoenen ribfluweel (Q 11). In elk geval gaat het om een stugge, sterke stof die praktisch onverslijtbaar is. [N 62, 95; N 62, 89b; N 59, 201]
II-7
|
27830 |
tussengalerij |
tussengalerij:
tussengalerij (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.]
II-5
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
slakpoot:
slɛkpuǝt (L265p Meijel)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|