20758 |
uienpannenkoek |
ajuinkoek:
Syst. WBD
jujnkōēk (L265p Meijel),
junjkōēk (L265p Meijel)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
uier:
ȳr (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
22874 |
uit (voetbal) |
uit:
utj (L265p Meijel)
|
(De bal is) uit. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
28621 |
uit de rij zetten |
uit de rij zetten:
øtj dǝ rę̄j zetǝ (L265p Meijel)
|
De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.]
II-6
|
22001 |
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen |
achterom:
āxtər"m komə (L265p Meijel)
|
Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22118 |
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen |
van helden:
ps. ben er niet helemaal zeker van of dit als één antwoord is bedoeld (omdat er een komma tussen staat)?!
van Hɛldə (L265p Meijel),
verkeerde kant:
ps. ben er niet helemaal zeker van of dit als één antwoord is bedoeld (omdat er een komma tussen staat)?!
vərkīrdə kant (L265p Meijel)
|
Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22119 |
uit een schuine richting t.o.v. die van de losplaats aankomen |
zo goed als uit de hoek:
zò gu as øtj də hūk valə (L265p Meijel)
|
Hoe zegt men: uit een richting schuin ten opzichte van die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18896 |
uitblinken |
beter zijn:
béttər zin (L265p Meijel),
uitblinken:
utjblinkə (L265p Meijel),
uitsteken:
utj stèken (L265p Meijel)
|
schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19028 |
uitbrander |
rappelement:
rappelement (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
schrobbering:
sjrobbering (L265p Meijel)
|
een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
bedenken:
bedenken (L265p Meijel),
uitprakkiseren:
ujtprakkezeere (L265p Meijel),
utjprakkezeren (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
utjprakkəzeerə (L265p Meijel)
|
door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] || uitprakkezeren; door nadenken ontwerpen, verzinnen
III-1-4
|