e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uienpannenkoek ajuinkoek: Syst. WBD  jujnkōēk (Meijel), junjkōēk (Meijel) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier uier: ȳr (Meijel, ... ) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uit (voetbal) uit: utj (Meijel) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uit de rij zetten uit de rij zetten: øtj dǝ rę̄j zetǝ (Meijel) De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.] II-6
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen achterom: āxtər"m komə (Meijel) Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen van helden: ps. ben er niet helemaal zeker van of dit als één antwoord is bedoeld (omdat er een komma tussen staat)?!  van Hɛldə (Meijel), verkeerde kant: ps. ben er niet helemaal zeker van of dit als één antwoord is bedoeld (omdat er een komma tussen staat)?!  vərkīrdə kant (Meijel) Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uit een schuine richting t.o.v. die van de losplaats aankomen zo goed als uit de hoek: zò gu as øtj də hūk valə (Meijel) Hoe zegt men: uit een richting schuin ten opzichte van die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uitblinken beter zijn: béttər zin (Meijel), uitblinken: utjblinkə (Meijel), uitsteken: utj stèken (Meijel) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander rappelement: rappelement (Meijel, ... ), schrobbering: sjrobbering (Meijel) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken bedenken: bedenken (Meijel), uitprakkiseren: ujtprakkezeere (Meijel), utjprakkezeren (Meijel, ... ), utjprakkəzeerə (Meijel) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] || uitprakkezeren; door nadenken ontwerpen, verzinnen III-1-4