28174 |
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht |
uittrekkende schacht:
uittrekkende schacht (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.]
II-5
|
24741 |
uitvallen van dennennaalden |
ruizelen:
oude spellingsysteem
reuzelen (L265p Meijel)
|
De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18891 |
uitvlucht |
smoes:
smoes (L265p Meijel),
uitvlucht:
utjvlucht (L265p Meijel),
utvlugd (L265p Meijel)
|
wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29925 |
uitvoerder |
baas:
bas (L265p Meijel)
|
Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
26774 |
uitvriezen van het water uit het grauwveen |
uitvriezen:
øtjvrēžǝ (L265p Meijel)
|
[I, add.]
II-4
|
26076 |
uitwendig kruiwerk |
kruiwerk:
krø̜jwārǝk (L265p Meijel)
|
Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.]
II-3
|
17705 |
uitwerpselen |
drekballen:
drekballen (L265p Meijel),
stront:
stront (L265p Meijel)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L265p Meijel)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21133 |
uitwijken |
hot-naar:
Note v.d. invuller:
hot-naar (L265p Meijel)
|
met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30051 |
uitzetplanken |
bouwplanken:
bǫwplɛŋk (L265p Meijel)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|