34368 |
varkenston |
varkenston:
vɛ̄rkǝstōn (L265p Meijel)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǫx (L265p Meijel)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
33396 |
varkenswei |
overloop:
ø̜vǝrluǝp (L265p Meijel),
ren:
rɛn (L265p Meijel),
varkenswei:
vɛ̄rkǝs˱wę̄i̯ (L265p Meijel)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
20594 |
vast |
kantbrood:
kantbroejd (L265p Meijel)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26867 |
vast komen te zitten, gezegd van het baggerslijk |
aaneen vast komen zitten:
anęn vāst komǝ zetǝ (L265p Meijel)
|
Door het aanstampen komt het slijk vast te zitten. [I, 104f]
II-4
|
34366 |
vast varkensvoer |
potagevoer:
pǝtazivūr (L265p Meijel)
|
[N 76, 39; monogr.]
I-12
|
26714 |
vast veen |
vaste peel:
vāstǝ pīǝl (L265p Meijel)
|
De goede, ongerepte veengrond. [I, 16a]
II-4
|
26476 |
vast werk |
vast werk:
vāst wę̄rǝk (L265p Meijel)
|
Van vast werk is sprake wanneer het vierkante uiteinde van de kleine spil (bij windmolens) of het staakijzer (bij watermolens) in het vierkante rijngat zit opgesloten. In een dergelijke constructie draait de kleine spil mee met de loper. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbalanceerwerkɛ.' [N O, 16i; N O, 15d; Vds 134; Jan 124]
II-3
|
25385 |
vaste bloedmassa |
bloedklodders:
bluklodǝrs (L265p Meijel),
bloedkoek:
blukūk (L265p Meijel)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|
18427 |
vaste boord |
boordje:
burtje (L265p Meijel),
kraag:
krag (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|