e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veel te grote schoen flatser: flatsers (Meijel, ... ), trapper: trappers (Meijel, ... ) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] || veel te grote schoenen III-1-3
veel te wijde broek flodderboks: flodderbŏks (Meijel), te wijde boks: tə wetjə boks (Meijel), wijde boks: wetjə boks (Meijel) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] || een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)] || een veel te wijde broek [N 59 (1973)] III-1-3
veelvraat doorjager: durjaeger (Meijel), dörjéégər (Meijel), vreetwolf: vrètwolf (Meijel) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land leren woep: lęrǝ wup (Meijel), onlanden: orlandǝ (Meijel), peel: pīǝl (Meijel), ven: ven (Meijel) Naast de enqu√™tevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veenarbeider, turfsteker peelwerker: (mv.)  piǝlwęrkǝrs (Meijel), peelwroeter: piǝlvrȳtǝr (Meijel) Arbeider die de turf graaft of steekt. [II, 1; monogr.] II-4
veenbaas onderbaas: ondǝrbas (Meijel) De veenbaas meet de hoeveelheid turf en betaalt uit. [II, 7] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond hei: hei (Meijel), moer: moer (Meijel), mur (Meijel), peelveld: pęlvɛlt (Meijel) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veenkruiwagen klotwagen: klotwāgǝ (Meijel) Een aan het vervoeren van turf aangepaste kruiwagen. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''kruiwagen''. [II, 70] II-4
veenkuil kuil: kyl (Meijel), kø̜l (Meijel), turfpot: tø̜rǝfpøt (Meijel) De kuil waaruit men de turf haalt. [I, 15] || De veenkuil is de put of holte in het veen waar-uit turf wordt gegraven of gebaggerd. [II, 10; A 21, 19] II-4
veenlaag moer: mōēr (Meijel), peel: pîel (Meijel) laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)] III-4-4