22507 |
verjaardag |
verjaarsdag:
verjörsdag (L265p Meijel)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)]
III-3-2
|
34171 |
verkeerd liggen |
verkeerd liggen:
verkeerd liggen (L265p Meijel)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrijen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
vrijjə (L265p Meijel)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
sjans:
sjans (L265p Meijel)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vreͅi̯ə (L265p Meijel),
vrijen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
vrijjə (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
stijf worden:
stief v/d kou (L265p Meijel)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
killig:
killig (L265p Meijel),
stijf:
stief van kaaw (L265p Meijel)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝrsnęjǝ (L265p Meijel)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
(het) krocht:
krōxt (L265p Meijel),
verkoud:
verkawd (L265p Meijel),
vərkáwt (L265p Meijel),
verkouden:
verkoue (L265p Meijel),
verkouwen (L265p Meijel)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
I-9, III-1-2
|
26289 |
verkrappen |
opvoeren:
ǫp˲vurǝ (L265p Meijel)
|
Het aantal kammen van het aswiel vergroten om de stenen sneller te laten lopen. Daardoor verandert de steek, de afstand tussen de kammen of staven onderling. Zie ook de lemmata ɛop steek zettenɛ en ɛop steek staanɛ.' [N O, 11q]
II-3
|