e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verjaardag verjaarsdag: verjörsdag (Meijel) Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] III-3-2
verkeerd liggen verkeerd liggen: verkeerd liggen (Meijel) Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49] I-11
verkeren vrijen: vrijen (Meijel, ... ), vrijjə (Meijel) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] III-3-1
verkering sjans: sjans (Meijel) verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] III-2-2
verkering hebben vrijen: vreͅi̯ə (Meijel), vrijen (Meijel, ... ), vrijjə (Meijel, ... ) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)] III-2-2
verkillen stijf worden: stief v/d kou (Meijel) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] III-1-2
verkleumd killig: killig (Meijel), stijf: stief van kaaw (Meijel) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2
verknippen, versnijden versnijden: vǝrsnęjǝ (Meijel) Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW] II-7
verkouden (het) krocht: krōxt (Meijel), verkoud: verkawd (Meijel), vərkáwt (Meijel), verkouden: verkoue (Meijel), verkouwen (Meijel) Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] I-9, III-1-2
verkrappen opvoeren: ǫp˲vurǝ (Meijel) Het aantal kammen van het aswiel vergroten om de stenen sneller te laten lopen. Daardoor verandert de steek, de afstand tussen de kammen of staven onderling. Zie ook de lemmata ɛop steek zettenɛ en ɛop steek staanɛ.' [N O, 11q] II-3