24555 |
verwelkt |
uitgedroogd:
oude spellingsysteem
uitgedrûgd (L265p Meijel),
verdroogd:
eigen spellingsysteem
verdruugd (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel),
verslakkerd:
Nijmeegs (WBD)
vərslakkərt (L265p Meijel),
verwelkt:
eigen spellingsysteem
verwelkt (L265p Meijel)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] || Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven:
bedurve (L265p Meijel),
bedorven wicht:
bədèùrəvə weecht (L265p Meijel),
dwingeland:
dwingeland (L265p Meijel)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
toewensen:
tŏĕwénsə (L265p Meijel),
verwensen:
verwensen (L265p Meijel),
wensen:
wensen (L265p Meijel)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
28483 |
verzegeld broed |
verzegeld broed:
vǝrzēgǝlt˱ brut (L265p Meijel)
|
Gesloten broed. Het stadium van het broed waarbij de larf volgroeid is. De cel wordt door de werkbijen afgedekt met zegelwas. De larf kan zich gaan verpoppen. [N 63, 25b; N 63, 20a; N 63, 23d; N 63, 23a]
II-6
|
28650 |
verzegelde honing |
verzegelde honing:
vǝrzēgǝldǝ honeŋ (L265p Meijel)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
28479 |
verzegelen |
verzegelen:
vǝrzēgǝlǝ (L265p Meijel)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|
21806 |
verzoek |
bede:
bede (L265p Meijel),
verzoeken:
verzuke (L265p Meijel),
vraag:
vraoch (L265p Meijel)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31128 |
verzolen |
verzolen:
vǝrzōlǝ (L265p Meijel)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen:
vǝrzōpǝ (L265p Meijel)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
verzopen:
vǝrzōpǝ (L265p Meijel)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|