e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijf wonden van christus vijf wonden: vuuf wonde (Meijel) De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vijf-guldenstuk goudstukje van vijf gulden: goudstukske van 5 gulde (Meijel) vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
vijfentwintig centiem kwartje: (= 25 cent).  kwartje (Meijel) een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)] III-3-1
vijfvingerkruid vijfvingerkruid: eigen spellinsysteem komt overeen met kruipende boterbloem. gele bloem. benaming onbekend  vijfvingerkruid (Meijel) Vijfvingerkruid (potentilla reptans 30 tot 60 cm groot. De stengels zijn lang kruipend en onvertakt, meestal wortelend; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig en lang gesteeld. De blaadjes zijn eivormig, gekarteld-gezaagd en aan de onderkant meestal zacht beh [N 92 (1982)] III-4-3
vijg vijg: eigen spellingsysteem  vieg (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD)  vīēch (Meijel), oude spellingsysteem  vīege (Meijel) De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] III-2-3
vijl vijl: vil (Meijel) De vijl waarmee men de onderrand van de krabber scherp maakt. [N 28, 123] II-1
vijlen vijlen: vilǝ (Meijel) Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.] II-12
vijver kuil: (door mens zelf gegraven).  kuīl (Meijel), poel: door de natuur ontstaan.  poel (Meijel), vijver: vijver (Meijel), vijvər (Meijel), vééjvər (Meijel), vęi̯vǝr (Meijel), viswijer: als er vis in zit.  (vis)wijər (Meijel), wijer: węjǝr (Meijel) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8, III-4-4
vilsnee vilsnee: velsnę̄ (Meijel) Een fout in het leer, ontstaan als men bij het villen in de huid sneed. [N 60, 7a; N 37, 7] II-10
vin vin: cassettebandje  vin (Meijel, ... ), oude spelling (`De toevoeging (staart - borst) doet vermoeden dat de respondent een onderscheid maakt tussen staartvinnen en borstvinnen)  vinnen (Meijel), WBD  vin (Meijel), vinnen: venə (mv.) (Meijel, ... ) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || rugvin [N102 (1998)] || staartvin. Soms krijgen de rugvinnen en de staartvinnen bij de vissen afzonderlijke namen. [N102 (1998)] III-4-2