e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaams verband vlaams verband: vlāms ˲vǝrbant (Meijel) Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.] II-9
vlaamse gaai martkolf: martköf (Meijel), matkorf: matkøͅrəf (Meijel) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai III-4-1
vlag veer: vēͅr (Meijel), vlag: vlag (Meijel) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): vlag (2) [N 93 (1983)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)] III-3-1, III-3-2
vlaggen russen: røsǝ (Meijel), vlaggen: vlagǝ (Meijel), vorstrussen: vōrstrøsǝ (Meijel) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlakke pijler vlakke pijler: vlakke pijler (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287] II-5
vlaktex gelijk: gəlĭĕk (Meijel), vlak land: vlak lant (Meijel), vlakte: vlakte (Meijel) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlam vlam: vlam (Meijel, ... ) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlechten vlechten: haor vlèèchtə (Meijel) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vlechten van de bodem bodem vlechten: bojǝm vlɛxtǝ (Meijel) Het vlechten van de bodem, waarbij de tenen tussen de bodemstekken door worden gehaald. Zie ook afb. 271. [N 40, 47; monogr.] II-12
vlechthoepel ring: reŋk (Meijel) De hoepel die de rechtopstaande wissen voorlopig bijelkaar houdt. Het omdoen van de hoepel wordt in Neeritter (L 321) bijeenbinden (bęjęjnbenjǝ) genoemd. [N 40, 53] II-12