e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlekziekte brand: brant (Meijel), vlekziekte: vlekziekte (Meijel) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleug schoor: šūr (Meijel), šǭr (Meijel) De richting waarin vezels of draden van een weefsel liggen. [N 59, 40a; N 62, 72; MW] II-7
vleugel vleugel: vl"gəl (Meijel), vleugel (Meijel, ... ), vleugels (Meijel) Hoe heet de vleugel van een duif? [N 93 (1983)] || vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)] III-3-2, III-4-1
vleugels aan de romp vleugeltjes: vlø̄gǝlkǝs (Meijel) Vleugeltjes aan de romp van de sierkrans. [N 61, 20b] II-7
vleugels in de wanmolen windvleugels: wentjvlø̄gǝls (Meijel) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegen van de mand schuin oplopen: šyns opluǝpǝ (Meijel) Het van onder naar boven breder uitlopen van de mand. De uitloop zelf werd verloop genoemd in Ottersum (L 163: vǝrlōp) en Stramproy (L 318: vǝrlǫwp. [N 40, 64] II-12
vliegen, weven van een vlieg dansen: WBD  dansə (Meijel), weven: oude spelling  zit te weve (Meijel), zoemen: cassettebandje van bijen  zoemen (Meijel, ... ) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] III-4-2
vliegend ongedierte beestjes: bésjes (Meijel), ongediert: ongediert (Meijel), snuffels: mot  snuffels (Meijel), vliegjes: vliegskes (Meijel) vliegend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
vliegennet vliegengaren: vlīgǝgarǝ (Meijel), vliegennet: vlīgǝnęt (Meijel) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vliegenraam, hor gaasraam: gaasraam (Meijel), hortje: hurtjə (Meijel) Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1