34348 |
vlekziekte |
brand:
brant (L265p Meijel),
vlekziekte:
vlekziekte (L265p Meijel)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
28829 |
vleug |
schoor:
šūr (L265p Meijel),
šǭr (L265p Meijel)
|
De richting waarin vezels of draden van een weefsel liggen. [N 59, 40a; N 62, 72; MW]
II-7
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vl"gəl (L265p Meijel),
vleugel (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
vleugels (L265p Meijel)
|
Hoe heet de vleugel van een duif? [N 93 (1983)] || vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-3-2, III-4-1
|
29411 |
vleugels aan de romp |
vleugeltjes:
vlø̄gǝlkǝs (L265p Meijel)
|
Vleugeltjes aan de romp van de sierkrans. [N 61, 20b]
II-7
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
windvleugels:
wentjvlø̄gǝls (L265p Meijel)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
32516 |
vliegen van de mand |
schuin oplopen:
šyns opluǝpǝ (L265p Meijel)
|
Het van onder naar boven breder uitlopen van de mand. De uitloop zelf werd verloop genoemd in Ottersum (L 163: vǝrlōp) en Stramproy (L 318: vǝrlǫwp. [N 40, 64]
II-12
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
dansen:
WBD
dansə (L265p Meijel),
weven:
oude spelling
zit te weve (L265p Meijel),
zoemen:
cassettebandje van bijen
zoemen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24444 |
vliegend ongedierte |
beestjes:
bésjes (L265p Meijel),
ongediert:
ongediert (L265p Meijel),
snuffels:
mot
snuffels (L265p Meijel),
vliegjes:
vliegskes (L265p Meijel)
|
vliegend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33986 |
vliegennet |
vliegengaren:
vlīgǝgarǝ (L265p Meijel),
vliegennet:
vlīgǝnęt (L265p Meijel)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
19452 |
vliegenraam, hor |
gaasraam:
gaasraam (L265p Meijel),
hortje:
hurtjə (L265p Meijel)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|