26758 |
vlik |
vlik:
vlek (L265p Meijel),
vlinken:
vleŋkǝ (L265p Meijel)
|
Een dun afgestoken stukje veen of heigrond of een zode van buntgras met losse turf vermengd. Vergelijk het lemma ''heiturf''. [N 27, 39h; I, 37]
II-4
|
26760 |
vlikken steken |
vlikken:
vlekǝ (L265p Meijel),
vlinken spaalen:
vleŋkǝ spājǝ (L265p Meijel)
|
Steken van vlikken en graszoden of heilappen losmaken. [N 27, 39g; N 27, 1; N 27, 1 add.; I, 38]
II-4
|
24392 |
vlinder |
snuffel:
snuffel (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
snøfəl (L265p Meijel),
vlinder:
vlendər (L265p Meijel)
|
vlinder [Roukens 03 (1937)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloee (L265p Meijel),
vloehe (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
vloei (L265p Meijel),
vloeë, mv. vluuë (L265p Meijel),
vloë (L265p Meijel)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo || vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleui:
vleuhj (L265p Meijel),
vlu:
vluu (L265p Meijel),
vlun:
vluue (L265p Meijel)
|
vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoch wattər (L265p Meijel),
hòchwattər (L265p Meijel),
vloed:
vloed (L265p Meijel),
vloet (L265p Meijel)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34365 |
vloeibaar varkensvoer |
slobber:
slubǝr (L265p Meijel)
|
[N 76, 38; N 76, 39; monogr.]
I-12
|
34341 |
vloeibare ontlasting |
zeik:
zęi̯k (L265p Meijel)
|
[N 76, 36; A 9, 24d]
I-12
|
25629 |
vloeistof voor het bereiden van beschuitdeeg |
melk:
melk (L265p Meijel)
|
Het beschuitmeel wordt vermengd met een vloeistof, bestaande uit water en/of melk, waaraan soms eieren worden toegevoegd. Indien voorradig wordt ook biestmelk gebruikt. [N 29, 57b]
II-1
|
21784 |
vloek |
vloek:
vloek (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
vluk (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
vloeken:
vloekke (L265p Meijel)
|
een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|