21199 |
voetganger |
voetganger:
voetganger (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23604 |
voetgebeden |
introtus (<lat.):
introitus (L265p Meijel),
voetgebeden:
voetgebeden (L265p Meijel)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18089 |
voetjicht |
voetjicht:
vuutjigt (L265p Meijel)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19384 |
voetkussen |
poef:
pŏĕfkə (L265p Meijel)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32518 |
voetwissen |
dunnere wissen:
dønǝrǝ wesǝ (L265p Meijel)
|
De wissen waarmee het voetstuk wordt gevlochten. Het vlechten van de voet werd in Maastricht (Q 95): een voetje deronder werken (ǝn vø̄tšǝ dǝrondǝr węrǝkǝ) genoemd. [N 40, 68; N 40, 69]
II-12
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
schutsvogel:
sjutsvogel (L265p Meijel),
vogel:
vōgəl (L265p Meijel)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24590 |
vogelkers |
hondskers:
eigen spellingsysteem
hoonskerse (L265p Meijel),
hoonskorse (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
hónskórs (L265p Meijel),
vogelkers:
oude spellingsysteem zijn eetbaar / zwarte bes in slierten hondskers: zwartebes (is giftig) trossen
vogelkers (L265p Meijel)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24755 |
vogelmelk |
morgenster:
eigen spellinsysteem
morgenster (L265p Meijel),
sneeuwster:
eigen spellinsysteem wordt ook wel eens - genoemd
sneeuwster (L265p Meijel),
sterretjes van bethlehem:
eigen spellinsysteem
sterretje van bethlehem (L265p Meijel)
|
Vogelmelk (ornithogalum umbellatum 10 tot 30 cm groot. De bladeren zijn wortelstandig, smal, plat, en wit gestreept; de bloemen bevinden zich in een schermvormige tros met afstaande steeltjes, het bloemdek is 6-bladig, van binnen wit, van buiten groen m [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24269 |
vogelmest |
guano:
goewaana (L265p Meijel),
mest:
meest (L265p Meijel),
vogelmest:
vogelmeest (L265p Meijel)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24487 |
vogelmuur |
muur:
eigen spellinsysteem duidt op stikstof houdende grond
muur (L265p Meijel),
WLD overal algemeen, ook in de schaduw, vochtminnend
mīr (L265p Meijel)
|
Muur (stellaria media 5 tot 30 (cm?) hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend, rond, met 1 rij haren; de bladeren zijn eivormig, de onderste gesteeld; de bloemen zijn klein en wit van kleur, de kroonbladeren zijn even lang als, of korter dan de kelk [N 92 (1982)]
III-4-3
|