e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vork van de wagen scheer: šiǝr (Meijel) Het geheel van de twee schuin naar achter lopende balken die boven het asblok bevestigd zijn en waartussen aan de voorzijde de dissel is geplaatst. Deze balken maken deel uit van het voorstel van de langwagen. [N 17, 44b; N G, 70e; JG 1b; JG 1d] I-13
vormbewijs vormprentje: vormprenjke (Meijel) Het bewijs dat men gevormd is, vormbriefje [firmbrifje]. [N 96D (1989)] III-3-3
vormeling die gevormd wordt: di gəvøͅrəmt weͅrt (Meijel), vormeling: vormeling (Meijel) Een vormeling. [N 96D (1989)] III-3-3
vormen vormen: vøͅrəmə (Meijel) Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)] III-3-3
vormsel vormsel: vörmsel (Meijel), vøͅrəmsəl (Meijel), vormsel (zn.): vörmsel (Meijel) Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)] || Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)] III-3-3
vorst, het vriezen gevreur: gevreur (Meijel, ... ), ’t gevreur (Meijel), t gevreur zit nòch in de grónt, de vorst zit nog in de grond  gevreur (Meijel) vorst, het vriezen || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstlaag vorstlaag: vōrstlǭx (Meijel) De bovenste laag die bij het werk aanvankelijk over de nok van het dak heensteekt. [N F, 40a] II-9
vorstpan rietvorst: rit˲vōrst (Meijel), vorstpan: vōrstpan (Meijel) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos vos: vos (Meijel) vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)] III-4-2
vos, vospaard voes: vus (Meijel), vospaard: vǫspęrt (Meijel) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9