e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwewerk damesschoenen: dāmǝsšūn (Meijel) Schoenwerk voor dames in de maten 36 t/m 43. [N 60, 205b] II-10
vrouwziek heet: hieët (Meijel), kolderik: colderik (Meijel) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vrucht van de taxus snotbel: oude spellingsysteem  snobbel (Meijel), snotterbel: eigen spellingsysteem  snoterbel (Meijel) De vruchten van de taxus (snotpieke, snotbellen, snotbees). [N 82 (1981)] III-4-3
vrucht zetten aanzetten: eigen spellingsysteem  anzitte (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD)  ènzittə (Meijel), oude spellingsysteem  aangezet (Meijel) Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] III-4-3
vruchtbare grond goede grond: gui̯ǝ gront (Meijel), wasbare grond: wasbārǝ gront (Meijel) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vruchtgebruik erfpacht: (meestal 50 jaar).  erfpagd (Meijel), vruchtgebruik: vruchtgəbrŭŭk (Meijel) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] III-3-1
vruchtvlies lechje: cf. Weijnen Etym.Dialectwb. p. 112 s.v. "lechter, lechteren, leegter"(nageboorte)  légkken (Meijel), vel: vel (Meijel), vlies: vlies (Meijel), vliezen: vlieze (Meijel) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)] III-2-2
vuil in sloten bras: bras (Meijel), giet: (ferro-ocide).  gèt (Meijel), nuttigheid: nuttīgheīd (Meijel), rotzooi: rotzooj (Meijel), uitvaagsel: utj vèèchsəl (Meijel) vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)] III-4-4
vuil waterx gietwater: gètwatter (Meijel), smerig water: smerrəch wattər (Meijel), smérrəch wattər (Meijel) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: vusjt (Meijel) vuist [N 10 (1961)] III-1-1