e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuistslag op de rug dof: dof (Meijel), duf (Meijel), dreun: dreun (Meijel), opdoffer: opdoffer (Meijel), opdonder: n opdonder géve (Meijel) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] || slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)] III-3-2
vuller vuilers: vøldǝrs (Meijel) De vuiler vult de kruiwagen met turf. [II, 73] II-4
vulschop vullepel: vøllepǝl (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), vulschup: vølšøp (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Laura, Emma, Maurits]) Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.] II-5
vulstukken, wiggen spieën/spijen: spęjǝ (Meijel) De stukken hout waarmee de ruimte tussen de molenas en de kruisarmen wordt opgevuld. Zie ook afb. 50. [N O, 11g; A 42A, 10; N O, 11h] II-3
vultrechter vultrechter: vøltrɛxtǝr (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) De vultrechter, onderdeel van de blaasmachine, waarin het opvulmateriaal gestort wordt. [N 95, 558] II-5
vuren vuren: vȳrǝ (Meijel) Het bijeenbrengen van de gedroogde turf op stapels van 60 m3 is in L 244b vuren. In L 265 verstaat men onder vuren het in hopen zetten van turf, soort bij soort. [II, 85a] II-4
vuursteen vuursteentje: vuurstenke (Meijel), vyrstęnkǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) De vuursteen uit het ontstekingsmechanisme van de veiligheidslamp. [N 95, 245; monogr.] || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] II-5, III-2-1
vuurtang, sinteltang tang: tāŋ (Meijel) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurvaste mortel vuurvaste spijs: vȳrvastǝ [spijs] (Meijel) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen chamottestenen: šamǫtstiǝn (Meijel) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8