21741 |
wapenschild |
schild:
sjild (L265p Meijel)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28466 |
warbouw |
warbouw:
warbǫw (L265p Meijel)
|
Onregelmatige bouw van de raten. Men spreekt van warbouw als er van een evenwijdig verloop der raten geen sprake meer is. Door de invoer van de kunstraat zijn de raten strikt rechthoekig. Kunstraat heeft dan ook als functie warbouw te voorkomen. [N 63, 17c; N 63, 17a; N 63, 17d]
II-6
|
24575 |
warkruid |
warkruid:
eigen spellinsysteem lastig onkruid in stambonen
warkruid (L265p Meijel)
|
Warkruid (cuscuta europaea 30 tot 140 cm grote plant. Eenjarige windende woekerplant zonder bladgroen; de stengels zijn dun, met zuignapjes, vaak rood van kleur; de bladeren zijn schubvormig; de bloemen groeien in kleine, dichte hoofdjes en zijn klokvor [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
wèrrem (L265p Meijel),
wèèrm (L265p Meijel),
wèèrəm (L265p Meijel),
⁄t is wèrm (L265p Meijel),
ps. of toch omspellen: [wrm]?
wärm (L265p Meijel)
|
warm [DC 44 (1969)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
28620 |
warm zetten |
warm zetten:
wɛ̄rǝm zetǝ (L265p Meijel)
|
Een te klein of zwak volk op een plaats zetten waar een sterk volk heeft gestaan. Men wil hierdoor afvliegende bijen van andere korven opvangen en het te zwakke volk weer sterk maken. [N 63, 94b]
II-6
|
28464 |
warme bouw |
warme bouw:
wɛ̄rǝmǝ bǭw (L265p Meijel)
|
Manier van raten bouwen waarbij de raten met de brede kant naar het vlieggat gekeerd zijn of anders gezegd daarmee evenwijdig lopen. De ramen staan warm of koud ten opzichte van het vlieggat. De term warme bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17a]
II-6
|
28633 |
warmlopen |
warmlopen:
wɛ̄rǝmluǝpǝ (L265p Meijel)
|
Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106]
II-6
|
30618 |
wasbeits |
wasbeits:
was˱bęjts (L265p Meijel)
|
Beits waaraan was is toegevoegd. [N 67, 25b]
II-9
|
19714 |
wasbord |
roebbel:
rŏĕbbəl (L265p Meijel),
vroebbel:
froebel (L265p Meijel),
vrŏĕbbəl (L265p Meijel),
wasbord:
wasbord (L265p Meijel)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
punktlicht:
punktligt (L265p Meijel),
wasdraad:
wasdrǫ (L265p Meijel)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)] || Een draad die ingewreven is met was. Het is een draad om te naaien, op dezelfde manier vervaardigd als een pekdraad, behalve dat men de draad inwrijft met was in plaats van met pek; deze draad is bedoeld voor schoenen met lichte zolen; de opliggende steken poetst men naderhand geel met kurkuma (Liedmeier, pag. 28). [N 60, 195c; N 60, 238b]
II-10, III-3-3
|