26809 |
waterlossing |
beken:
bēkǝ (L265p Meijel),
loop:
luǝp (L265p Meijel),
wijken:
wikǝ (L265p Meijel)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
26925 |
waterlossingen vegen |
waterlossing(en) vegen:
watǝrloseŋǝ vē̜gǝ (L265p Meijel)
|
Voor een goede afwatering moeten de waterlossingen regelmatig schoongemaakt worden. [II, 17c]
II-4
|
26917 |
waterlossingvegers |
waterlossingenvegers:
watɛrloseŋǝvē̜gǝrs (L265p Meijel)
|
De mensen die aan de waterlossingen werken. [II, 17b]
II-4
|
24641 |
watermunt |
watermunt:
eigen spellinsysteem broertje van kruipende veldmunt
wattermunt (L265p Meijel),
WLD alg. ben.
Watermunt (L265p Meijel),
wilde munt:
eigen spellinsysteem broertje van kruipende veldmunt
wilde munt (L265p Meijel)
|
Watermunt (mentha aquatica 25 tot 90 cm groot. De plant is behaard; de stengels met bloemen aan de top; de bladeren zijn eivormig, ze zijn gesteeld, de bladrand is gezaagd of gekarteld; de bloemen staan in dichte kransen en zijn roodlila van kleur; de k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
30082 |
waterpas |
waterpas:
watǝrpas (L265p Meijel),
zuiver waterpas:
zȳvǝr wātǝrpas (L265p Meijel)
|
Gezegd van een muur wanneer deze tijdens de controle met de loodplank of het waterpas een horizontale stand vertoont. Wanneer een muur 'niet' waterpas was, werd in Q 121 gezegd: 'de muur is uit de waag' ('dǝ m ̇ūr e ̞s˱ ūs˱ dǝ wǫax'). [N 31, 10e; N 31, 10c; monogr.] || Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.]
II-9
|
26943 |
waterpas maken van de wijk |
waterpassen:
watǝrpasǝ (L265p Meijel)
|
Door te waterpassen kan men de hoogteligging van de ondergrond leren kennen en kan men ook bepalen welk peil van de wijken in de verschillende delen aan de veenvlakte moet worden gegeven. [II, 22a]
II-4
|
26950 |
waterpaspalen |
paaltjes:
pø̜lkǝs (L265p Meijel)
|
[II, 22b]
II-4
|
27862 |
waterpatroon |
waterpatroon:
watǝrpǝtruǝn (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Domaniale]),
waterpiemelen:
watǝrpimǝlǝ (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Een met gekleurd water gevulde plastic huls waarmee het schietgat wordt afgesloten. Een waterpatroon is ongeveer 25 cm lang en heeft een doorsnede die kleiner is dan die van het schietgat. Bij het ontploffen van de springstof zet de patroon uit en dicht zo het schietgat af (Lochtman pag. 67). [N 95, 404; monogr.]
II-5
|
18128 |
waterpokken |
waterpokken:
waterpokke (L265p Meijel),
watterpokken (L265p Meijel),
wattərpókkə (L265p Meijel)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30686 |
waterproof-schuurpapier |
waterproof-schuurpapier:
watǝrpruf-šurpapīr (L265p Meijel)
|
Zeer fijn schuurpapier dat vóór gebruik met water wordt bevochtigd. Het werken met waterproof-schuurpapier geeft een zeer glad resultaat. [N 67, 60b]
II-9
|